455 Richting der geweren. Gedurende ruim twintig jaar dienende, heb ik in dien langen tijd zeer veel ondervinding in het schieten met onze geweren opgedaanaan de schietschool te 's Hagebij de ja gers belast met de oefeningen der scherpschutters, te Padang, in de commissie van het achterlaadgeweerwas ik daar ruim toe in de gelegenheid; daarbij komt dat ik mij persoonlijk veel in het schieten geoefend heb, zoodat ik vermeen ten volle bevoegd te zijn, daarover met oordeel meê te kunnen praten. Onze soldaten schieten bijna allen veel te hoog; aan het wapen ligt het niet, dus ligt het aan den man; hoe zulks nu komt weet ik niet, maar het feit heb ik on langs nog geconstateerd. Een peloton van 69 man deed twee salvo's op 600 pas met het vizier voor dien afstand, en kreeg 34 treffers of 24 °/0 ruim. Dat zelfde peloton deed daarna op denzelfden afstand twee salvo's maar nu met het vizier voor 550 pas en verkreeg 36 treffers of 26 ruim. Eene tweede proef deed mijne bewering nog beter uitkomen. Eene peloton van 178 man deed op 250 pas twee salvo's en ver kreeg 136 treffers of 38 °/o ruim. Er was niets bij gezegd, dus werd algemeen op de roos gericht. Nu gaf dat zelfde peloton twee salvo's op denzelfden afstand, maar met last om op den voet der schijf te mikken. Het kreeg 163 treffers of bijna 46 °/o- Daaruit leid ik de wenschelijkheid af, om altijd, bij alle vuren in gesloten orde, te doen richten op den voet van het voorwerp dat men treffen wil. K. 29/3, 72. H.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 462