490
hebben de hoofdofficieren vrijheid hunne Bostalle's te verhuren
Voor de mindere rangen belast het ministerie van oorlog zich daarmede
Vroeger zijn al de Bostiille's geschat en naar hunne opbrengst
verdeeld gewordenzoodat alle officieren van denzelfden rang een
goed van dezelfde waarde hadden. Deze goederen zijn niet de per
soonlijke eigendom van den officier, die er het genot of vruchtge
bruik van heeft, maar het erfdeel of apanage van den rang, dien
hij in het regiment bekleedt, zoodat zij, als de bezitter bevorderd
wordt of het leger verlaat, in andere handen overgaan.
Sterkte der Indelta: 20,000 man infanterie en 3600 man cavalerie.
Zij telt geene artillerie.
3L'. De Bevaring kan slechts in oorlogstijd worden opgeroepen,
Alle jongelingen en mannen van 21 tot 40 jaren worden er bij
ingelijfd. Op hun 21<= en 22c jaar worden deze van den krijgsdienst
vrijgestelden, 14 dagen geoefend. Zij kunnen zich echter van deze
oefeningen vrij koopen door 60 gulden te storten. Van die vrijheid
wordt op groote schaal gebruik gemaakt. Getalsterkte op het papier:
100,000 man. Vrijgesteld van krijgsdienst zijn: de ambtenarende
studenten na twee jaren verblijf aan de academie, de eigenaren van
fabrieken en smidsen, de burgers, wier handel of nijverheid sinds
een jaar aan den gang is, en zij, die een hemman of een gedeelte
er van in kuituur hebben. Plaatsvervanging is geoorloofd.
De scherpschutters of op eigen kosten uitgeruste en gewapende
vrijwilligers 50,000 man) moeten hunne officieren kiezen uit die
der Varfvade of Indeltaonder nadere goedkeuring des Konings,
die hunnen aanvoerder kiest onder de generaals van het leger.
Het jaarlijksch oorlogsbudget beliep in 1S62 slechts 4 millioen
gulden. Maar ook dit is het cijfer, dat men ziet; men kan er nog
een gelijk cijfer bijvoegen voor de uitgaven, die men niet ziet.
Hoezeer ook de inrichting van het Zweedsche leger in overeen
stemming moge zijn met de gewoonten en overleveringen van ld
land, gaat zij toch mank aan gebreken, die het moeielijk valt te loo
chenen. De last van het onderhoud der soldaten drukt bijna uit
sluitend op den boerenstand en bovendien, sinds onheugelijke tijden,
niet op alle boeren, maar op een zeker getal, altijd dezelfden; hij h
dus te zwaarder, naar mate hij ongelijker is verdeeld.
Ook de gewoonte, aan de officieren Bostiille's te geven, laat veel
te wenschen over. Deze heeren toch zijn geene landbouwkundigen
Zij hebben dus die goederen van de Kroon verpacht.
Maar allengskens zijn de gemeenschapsmiddelen talrijker geworden,