491
ofschoon zij zich niet overal op gelijke schaal hebben ontwikkeld. Ook
ten gevolge van andere oorzaken zijn de inkomsten, aanvankelijk de
zelfde voor de officieren van denzelfden rang, zeer uiteenloopend geste
gen. Zoo werpen de Bostiille's van Schonen en Gothland jaarlijks zes-tot
tien duizend gulden af, terwijl andere slechts het een-tiende daarvan
opbrengen. Dit is de voornaamste oorzaak der ontevredenheid van
een gedeelte der aristokratie over de oude militaire organisatie.
Dikwijls en vooral in de laatste tijden, heeft men voorgeslagen dit
stelsel af te schaffen, maar het ware gevaarlijk er eensklaps mede te
breken. Aan den anderen kant zijn zij, op wie de last drukt, menschen
van gelijke bewegingen en gelijke rechten als de overigen. Men heeft
daarom eenige hervormingen beproefd, maar ongelukkig van weinig be-
teekenis. Er zullen nog vele parlementaire veldslagen moeten geleverd
worden om de gebrekkige instelling te doen wijken voor eene betere.
Wie in de laatste jaren vooral zich bezig hield met hervorming
van het leger, was niet de eerste de beste. Het is de regeerende
Koning zelf, Karei XY, die een hoogen rang bekleedt onder de
krijgskundige schrijvers. Reeds in 1866, na Sadowa, begreep hij
de noodzakelijkheid eener reorganisatie van het leger en gaf zijne
denkbeelden te kennen in eene brochurediemet nieuwe opmer
kingen verrijkt, in de Eransche en andere talen overgezet en door
geheel Europa verspreid werd. Als grondslag van zijn ontwerp stelde
de vorstelijke schrijver algemeenen dienstplicht voor, in één woord den
dienst der Bevaringmaar geldend voor iedereen en met langeren duur.
Sinds twee honderd jaren is de bevolking van Zweden aanmer
kelijk toegenomen; in 1869 bedroeg zij 4,118,757 zielen. De oor
spronkelijke Rote's, die de soldaten voor de Inclelta leveren, hebben
wel is waar eenige veranderingen ondergaanmaar haar getal is niet
toegenomenterwijl het aantal mannen van de Bevaring verdubbeld
is. Hieruit volgt, dat de sterkte van de Indelta niet meer in ver
houding staat tot de bevolking en dat aan den anderen kant de
kaders niet meer toereikende zijn om de mannen, die van de Be
varing komente oefenen.
Ook uit een ander oogpunt zijn deze laatsten te talrijk. Hunne oefe
ningen leggen den staat zware offers op, zonder behoorlijke vergoeding.
Eene militie, die in twee jaren slechts dertig dagen exerceert,
kan niet anders dan oppervlakkig militair onderricht ontvangen.
80.000 soldaten van deze soort zijn niet meer waard dan 20.000
geoefende, want een soldaat wordt niet geïmproviseerd. Volgens
den Koning moeten dan ook de troepen der Indelta vermeer-