492
derd, daarentegen die der Bevaring verminderd, maar langer en
vooral beter geoefend worden. In gelijken geest sprak hij tot de
kamers in 1868.
De openbare meening was op zijne hand. Men bood hem adres
sen aan, waarin zelfs de afschaffing van de Indelta en de invoering
van den algemeenen dienstplicht verzocht werden.
Officieren werden in den vreemde gezonden, zooals in Pruisen,
Oostenrijk, Zwitserland, Prankrijk, om de buitenlandsche militairs
instellingen te bestudeeren, schietoefeningen bij te wonen, het nut
van schietwedstrijden na te gaan, inlichtingen in te winnen omtrent
de topografische werkzaamheden, enz. Den lsten Pebr. 1869 bezat
de staat 37500 Remington-geweren, en de minister kon den Rijks
dag mededeelen, dat eerlang 87500 nieuwe wapenan ter beschikking
van het leger zouden worden gesteld. Te gelijker tijd werkte men
in de smidsen van Pinspong aan het hergieten der kanonnen van
zwaar kaliber en kon men er aan Denemarken van leveren. Ein
delijk werkte men het ontwerp van den bouw eener vesting bij den
ingang van Göteborg uit.
Het belangrijkste was de hervorming van het leger. Volgens liet
gouvemements-ontwerp was hetj effectief op voet van vrede 36,000
man, op voet van oorlog 68,000 man, en des noods 100,000. Ieder
zoude moeten dienen van zijn 20° tot 40e jaar (waarvan 10 in de
reserve) en daarna bij den landstorm. Het militaire comité van den
Rijksdag verdaagde de behandeling tot eene volgende zitting, onder
voorgeven, dat de minister dan beter rekenschap zou kunnen geven
van het uitvoerbare der algemeene dienstplichtigheid. De Rijksdag
stemde gelijk zijn comité. Men kon het zelfs niet eens worden
omtrent eene belasting voor den krijgsdienst, die, naar ieders in
komsten, zou afwisselen van 2 tot 50 rijksdaalders in 't jaar. Ook on
dervond de Regeering op andere punten tegenwerking. Alleen eene
spaarkas met rente op rente, te vinden uit korting op de soldij,
kwam tot stand. Het jaar 1870 kondigde zich niet gunstiger aan.
De oorlog van 1870 bewoog den minister van oorlog tot het plan,
de plaatsvervanging af te schaffen. Het volk hield meetings om
er op aan te dringen. Het wees op de toenemende ïnlijvingszucht
van de sterken, de schennis der traktaten en de toepassing der leer van
non-interventie. Het verlangde algemeenen dienstplicht. De Koning
wijdde den 18deu Jan. 1871 zijne troonrede bijna geheel aan deze
aangelegenheid. Tien dagen later ontving de Rijksdag een ontwerp
van militaire reorganisatie.