42
Mijne bewering wordt echter ten eenenmale gestaafd door een
geacht schrijver, den majoor van het Ned. leger P. M. Netscher, die
in der tijd eene bijzondere studie van de Engelsche legerinstellingen
heeft gemaakt en wiens opgaven, voor zoover mij bewust, nimmer
tegenspraak hebben ondervonden.
Men vindt diens opstel in de jaargangen 1851 en 1852 van den
militairen spectator, onder den titel: //Bijdrage tot de kennis van
het Engelsche leger."
Bij het slot der inleiding op bladz. 354, jaarg. 1851, leest men:
//Wij stellen ons voor, hetgeen over het Britsche leger door
authentieke stukkenreglementen en mondelinge informatiën van
Engelsche officieren tot ons is gekomenin het kort aan onze lezers
mede te deelen"
verder op bladz. 443
//In het algemeen kan men dus zeggen, dat de Engelsche mili
taire wetgeving een zoodanigen geest van eerbied voor de landswet
ten en vrijhedengepaard met strenge krijgstuchtademtdat zij in
vele opzichten als voorbeeld kan strekken voor andere natiën"
en eindelijk op bladz. 447
//Tot slotsom kunnen wij dus zeggen, dat de Engelsche militaire
wetten zeer veel goeds bevatten, en, daar zij telken jare op nieuw
moeten worden nagezien en goedgekeurd, op de hoogte van den
tijd blijven.
Zij zijn echter verre van onverbeterlijk te zijn", enz.
Recensent is van oordeeldat de Engelsche krijgsinstellingen niet
van dien aard zijn, dat zij verdienen als voorbeeld te worden ge
steld, omdat daar alles getuigt van vasthoudendheid aan' het oude,
en van zucht tot het tegengaan van hervormingeu. Ten bewijze haalt
hij alleen aan de moeielijkhedendie de Britsche regeering nog on
langs heeft ondervondenbij het voorstel tot afschaffing van het
koopstelsel van militaire rangen.
Ree. veroorlove mij de opmerking, dat dit voorval niets bewijst
tegen de deugdelijkheid der Eng. wetten en bepalingen betreffende
de krijgstucht, en dat ik deze in mijn opstel meer bijzonder op het
oog had.
Terecht heeft overigens de heftige tegenstand van het parlement
in de zaak van het koopstelsel bevreemding gewekt. Ook van de
zijde der officieren van het Eng. legeristen opzichte van het
De bronnen, door den heer Netscher geraadpleegd, vindt men bij elk zijner
hoofdstukken aangegeven.