512 kleinere detachementen, gebeuren moet. Waar b. v. 12,000 rnaii infanterie tot bereiking van eenzelfde doel bestemd zijn, mag de haar toegevoegde artillerie, door het optreden van afzonderlijke bat terijen geene verschillende kleine tafereelen scheppenmaar zij moet met hare volle kracht tot bereiking van dat zelfde doel me dewerken. Dit zal alleen dan mogelijk zijn, wanneer die batterijen niet naar de inzichten van hare kommandanten rondtrekken, maar aan één bevel, dat van den brigade- of voorhoede-kommandant, gehoorzamen. Is deze alleen bezield met eene bemoeizucht in alles wat op de infanterie betrekking heeftde richting en den tijdmaat van den pas niet te vergeten, dan hebben de batterij-kommandanten, als kleine koninkjes, natuurlijk vrij spel. De aanwending van artillerie in massa is in den grooten oorlog regelhet gebruik van enkele batterijen uitzondering. Nu rijst de vraag op, of bij de voorhoede eene batterij 4-of eene batterij 6-ponders moet worden ingedeeld. De artillerie van de voorhoede komt in ieder geval het eerst in het gevecht en zal daarin ook het langst blijven. Daarom zal elke aanvoerder die batterij het liefst bij de voorhoede hebben, welke de meeste munitie bij zich heeft; en dit is de 4-ponder batterij. Gedurende den marsch aan de artillerie eene bepaalde dekking te gevenis doelloosomdat dit wapen in onmiddellijk verband met de andere wapens is en door die wapens wordt omringd. Bestemt men eene kompagnie of een batailloii infanterie voor die onnoodige dekking, dan kan men er zeker van zijn, dat zij worden onttrokken aan de operatiën van den hoofdtroep, en de artillerie heeft bovendien niets aan hare dekking, omdat de infanterie haar, bij het snel op rukken op den duur toch niet kan bijhouden. Het is duidelijk, dat, wanneer men genie-troepen heeft, deze bij de voorhoede zijn. Komen wij terug op de indeeling in voorhoede, hoofdtroep en reserve. Zoodra men tegen den vijand oprukt, kunnen die bestanddeelen niet onmiddellijk op elkander volgen, omdat een of ander ongeval dat aan het hoofd mocht plaats vindende geheele kolonne in ver warring zoude kunnen brengen. Daartoe moet de voorhoede vooruit worden gezonden. Zij moet zooveel zelfstandigheid bezitten, om bij het stooteu op den vijand, door haar wederstand, aan het overige gedeelte der kolonne tijd tot opmarscheeren te geven.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 519