44
dd. 28 Januari 1842 No. 1 op te maken, dat het H. M. G.
en de Adv.-fiscaal voor de Land- en zeemacht zich in der tijd niet
tegen de invoering van dien maatregel hebben verzet.
Dit is het, wat ik bij het wijzen op de consideratiën en advies
van het H. M. G. en den Adv. fisc. wilde doen uitkomen; hetgeen
ook geheel strookt met hetgeen in mijn opstel over de uiteenloopende
meeningen in de toepassing der wetten is gezegd.
4°. Met ree. ben ik het geheel eens, dat //passief verzet" noode
kan worden gerangschikt onder de bij de Pruisische krijgsartikelen
bedoelde: //thatlicher Wiedersetsung"; het tegendeel is door mij
ook geenszins beweerd.
Ik wenschte alléénin den geest der Pruisische bepalingenmeer
duidelijke voorschriften voor het Indische legeropdat een ieder wete
hoe hij te handelen heeft.
De A. O. No. 53 van 1871, waarbij de art. 85 en 86 C. W.
worden toegelicht en de zienswijze van het legerbestuur ten deze
woidt kenbaar gemaakt, was toen nog niet in mijn bezit.
5°. De rietslagen zijn door mij niet verdedigd uit voorliefde voor
het stelsel van lichamelijke tuchtiging, zooals uit recensent's wijze
van voorstelling zou kunnen worden opgemaakt.
De cat-o-nine-tails bewijst, dat de lijfstraffen ook bij het Eng.
leger niet kunnen worden gemist en zelfs strenger worden toegepast
dan bij ons. Eec. is het overigens eens, dat de rietslagen bij ons
leger zelfs bij eene verbeterde inrichting der 2e kl. van disci
pline niet geheel kunnen worden ontbeerd.
6o. Becensent gewaagt herhaaldelijk van de weinige waarde, die,
naar zijn oordeel, aan de door mij medegedeelde cijfers betreffende
de sterkte van het Ind. Leger en de gevallen van insubordinatie
moet worden gehecht.
Ik laat de daaruit geputte gevolgtrekkingen geheel voor zijne
rekening en zal hem op dat terrein niet volgen, doch het bewijs
leverendat de gewraakte cijfers door mij zijn weergegevenzooals
zij in de mij ten dienste staande bronnen werden "ongetroffen.
In den militairen spectator, jaarg 1857 bladz. 440, vindt men eenige
////Bijdragen voor de Statistiek van het Ned.-Ind. Leger"", bijeen-
Zie van der Hout, Mil. Rechtspleging, bladz. 316—317 (eerste druk.)