518 zooveel terrein te winnendat de divisie of brigade behoorlijk be veiligd is. Om nu onze lezers eenig denkbeeld te geven van den tijd, dien de geheele divisie of brigade noodig heeft, om op hare rustplaats te komen, zullen we hier eenige cijfers overnemen, die door von Verdy du Vernois worden opgegeven. Kekent men dat de opmarsch naar de rendez-vous stelling begint, wannneer de spits halt houdt, dan bedraagt de tijd tot dien opmarsch: voor eene divisie infanterie, zonder brigade kavalleriemaar met den trein, 2 uur en 20 minuten; de lengte der geheele kolonne bedraagt alsdan, met den trein, 14000 pas, terwijl de afstand van den trein tot aan den staart der kolonne op 20 minuten wordt gesteld. Yoegt men bij de divisie infanterie, de brigade kavallerie, dan bedraagt de tijd tot den opmarsch, bij eene kolonnelengte van 16550 pas, ongeveer 2| uur. Hierbij heeft men aangenomen, dat de kolonne met eene voorhoede marcheert. Wanneer geene voorhoede is ingedeeldd. i. wanneer de troepen achter elkander zonder tus- schenruimte marcheerendan bedraagt de voor den opmarsch benoo- digden tijd zonder den treinbij eene kolonne lengte van 7900 pas, 1 uur 20 min.; en met den trein, bij eene kolonne lengte van 11600 pas, bijna 2 uur. De sterkte van eene divisie infanterie bedraagt in roude cijfers 14000 man voor Pruisen. De brigade kavallerie telt ongeveer 1650 man, de brigade infanterie ongeveer 6 7000 man. Men ziet dus hieruit, dat de opmarsch van groote troepenafdee- lingen veel tijd vordert. Daarom vermijde menzonder gebiedende noodzakelijkheid, zooveel mogelijk eiken opmarsch. Maar op welke wijze moet dan de marcheerende kolonne rusten! Daartoe heeft men de verschillende afdeelingen dier kolonne slechts ie gelijk te doen halt houden; de afstanden tusschen die afdeelingen blijven dan, ook gedurende het rusten, onderhouden. Niet alleen op marsch, maar ook op de rendez-vous-plaats moet een troep veiligheidsmaatregelen nemen, wanneer hij in de nabijheid des vijands is. In een vlak en open terrein kan dit slechts aan de voorhoede worden opgedragen, en daarvoor is geene groote (roepen- afdeeling noodig. Hoe bedekter het terreinen hoe gevaarlijker de algemeene opstelling van den troep tegenover den vijand is, hoe zorgvuldiger die maatregelen moeten worden genomen. In de werkelijkheid vervalt meu hierbij doorgaans in uitersten. Hoe vaak gaat het te weinig voorzorgen nemen ongestraft voorbij, maar worden de troepen slechts eenmaal overvallen, dan heeft de aanvoerder voor langen tijd zijn goeden naam verloren. Uit vrees

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 525