526
Samenvatting
le 5000 oude soldaten van de Parijsche stedelijke garde en van
de departementen, die er niet meer op gerekend hadden ten strijde
te trekken
2c 8000 marine-kanonniers, gemiddeld drie en twintig jaren oud,
dapper en welgezind, maar nooit in den oorlog geweestzonder er
varing van den dienst aan den wal, zonder kennis van infanterie-
oefeningen;
8e 78,000 man, van de oude cohorten, 20 tot 26 jaren oud, sinds
negen of tien maanden onderricht hebbende ontvangen;
4e 80,000 lotelingen van den eersten ban, 20 tot 26 jaren oud;
5e 100,000 lotelingen van de vier klassen (1S091812), van
twintig tot vier en twintig jaren
6c 25,000 lotelingen, gardes iïhonneur en aangeboden ruiters, van
20 tot 25 jaren;
7«' 137,000 lotelingen van 1813, oud 19 tot 20 jaren;
8e 24-0,000 lotelingen van 1814, oud 18 tot 19 jaren.
De vijfduizend eersten uitgezonderd, waren deze 637,000 man fei
telijk rekruten, nieuwelingen; twee derden hunner telden minder dan
twintig jaren leeftijd. Oude soldaten waren er niet meerde nieuwe
moesten een goed voorbeeld ontvangen van nieuwelingen.
De kaders waren geheel'ontoereikend. De generaal Doucet, van Parijs
naar Erfurt afgevaardigd om de tweede bataljons van het legerkorps
van Prins Eugène te organiseeren, vond bij het best voorziene regi
ment slechts acht officieren en vijf onderofficierenhet 33c lichte
infanterie had zelfs geen enkel bestandeel van zijn kader meer.
Acht regimenten van het eerste korps hadden gezamenlijk slechts
twee en veertig officieren met zeven en twintig onderofficieren en
korporaals. Bij de eerste, derde en vierde bataljons bleef alles te
scheppen over, zoowel officieren a\s soldaten (6 Eebr. 1813).
Niet alleen ontbraken bij het Fransehe leger in Duitschland offi
cieren van verdienste, maar ook officieren in het algemeen. Sedert den
aanvang van den oorlog in Spanje waren de legers in het schierei
land saamgesteld geworden met eene kwistigheid, waarvan Napoleon
de bezwaren begon in te zien. Er waren b. v. niet minder dan drie
en veertig regimenten infanterie. Besloten hebbende er geene solda
ten meer heen te zenden, gelastte de keizer er zooveel mogelijk ka
ders en fragmenten van kaders van daar te nemen. Deze waren voor
de nieuwe korpsen van onschatbare waarde; allen betwistten ze elkan
der om strijd, maar niet allen konden er van krijgen.