533 Het schijnt, dat het uiterlijk en de houding van de soldaten voed sel gaven voor kwinkslagen van de gamins cle Paris en Ag flaneurs. Althans de minister van politie Savary, hertog van Rovigo, schreef den 13en Mei 1813 in een vertrouwelijken brief aan zijn ambtge noot voor oorlog Clarke, hertog van Peltre, dat dikwijls de rekruten In de Champs-Elysées geoefend werden op de uren, door de Parijze- naren aan het wandelen gewijd, en dat hij het oogenblik, waarin de wandeldreven bedekt waren met menschen, slecht gekozen achtte om hun die baarsche en dikwijls half gekleede rekruten te toonen, en dat dit veel bezwaar had wegens de opmerkingen en gesprekken, waartoe het aanleiding gaf. Te midden van deze moeielijkheden van allerlei aard was er een feit, dat den keizer verrast en bijna van zijn stuk gebracht had: er ont braken geweren. //Deze staat van zaken", schreef hij den 10den Maart, //is in den hoogsten graad onrustwekkend; niet alleen valt er geen oogenblik te verliezen om de werkzaamheid in de wapenfabrieken aan te vuren, opdat er in de laatste maanden van het jaar 150.000 geweren worden afgeleverd, maar men moet tot buitengewone middelen de toevlucht nemen. Drie dagen later schreef bij //Misschien zou men een gedeelte der rekruten kunnen wapenen met vreemde geweren." Daar de linie-infanterie het hoofdbestanddeel en in 1S13 het gemeen schappelijk fonds der legers was, hebben wij daarover met meer uitvoe righeid gesproken dan uoodig is voor de andere wapens, zelfs de garde. Omtrent de oude garde, die Napoleon nog in goeden staat waande, schreef de maarschalk Lefebvre den 31 Dec. 1813: //In geval van groote koude zal geen man van de oude garde vuur kunnen geven. In dezen oogenblik zijn er ten hoogste vijfhonderd man, in staat dienst te doen. Al de overigen (ongeveer acht honderd) zijn be vroren en zoo aangetast door het koudvuur, dat zij allen zullen om komen, zoo men niet ten spoedigste redmiddelen aanwendt. Van daag doet men er tweehonderd met sleden naar Dantzig vertrekken om hun dadelijk de voeten en handen af te zetten." Wat de jonge garde betreft, men wist zelfs niet, waar er de over blijfselen van te zoeken. Dit geheele keurkorps was dus eerder vernietigd dan gedund. Om de oude garde te herstellen, trok de keizer drie duizend oude soldaten uit de legers in Spanjeom de jonge weder te vormen, nam hij toevlucht tot de loting. Ook de lichting van 1814 moest er aan te gemoet komen. De infanterie moest op 36,000 man gebracht worden. (Brief van 16 Jan.) Den Rfen Maart was het effectief 18600. Bij

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 539