533 gebrek aan geschikte sujetten werd den 3den April bepaald, dat, van de supplementaire lichting van 80,000 man van den eersten ban, 24,000 zouden dienen tot aanwerving van de jonge garde. Al de lotelingen waren even weinig waard, hetzij garde of niet Ook de vijf honderd ruiters, door de hoofdstad aangeboden, en door den keizer, //om een bewijs van zijne achting aan Parijs te geven" bij de lansiers der garde ingedeeld, waren een bedrieglijk staaltje, van eene zeer verwerpelijke koopwaar. De meeste mannen waren iion-valenrs en de paarden waren niet beter. In vergelijkenden zin waren de artillerie en de trein in een vrij goeden toestand. Gelukkig was er in de tuighuizen en parken een vrij aanzienlijk materiëel gebleven om grootendeels de verliezen van. den Russischen veldtocht te herstellen. Onder de cohorten en kanon niers der marine vond men uitmuntende artilleristen tot aanvulling van de ontstane leêgten. Yoor de bespanning leverden Frankrijk en Duitschland eene groote hoeveelheid trekpaarden, waarvan liet eenige gebrek was dat zij een weinig te jong waren. Het zwaarst beproefde wapen, dat verreweg het moeielijkst te herstellen bleef, was de kavallerie. Yoor haar was nog meer dan voor de infanterie de tijd eene onmisbare voorwaarde om te slagen; de ijver en ondervinding van de uit Spanje getrokkene kaders vermochten, weinig, omdat de meeste lotelingen, uit de infanterie-depöts af komstig, nooit te paard hadden gezeten. Alles spande samen. Den generaal Bourcier, bevelhebber van het algemeen depot der remontes in Noord-Duitschlandwas het gelukt weder negen- of tienduizend oude kavalleristen in den zadel te helpen, vele duizenden paarden zouden hem nog geleverd worden, toen het oproer van Hamburg eensklaps al zijne hoop vernietigde, de naleving van de koop-kontrakten verijdelde en zelfs stoornis bracht in de verkregene uitkomsten. //Zoo de omstandigheden het noodzaaklijk maken, dat men een gedeelte van het derde korps naar het leger zendt, vóór dat het georganiseerd is," schreef Arrighi, aanvoerder van dit korps, //zou men, zoo mooglijk, moeten wachten, dat er een eskadron per regi ment aangekomen zij, ten einde een kern te hebben voor elke divisie en elke brigade. Het is ook wenschelijk, dat men aan de door elk regiment geleverde eskadrons hunne benaming late, liever dan hun voorloopige nommers te geven; deze laatste maatre gel vermindert den lust en den wedijver van de officieren, onder officieren en ruiters, die, niet zeker zijnde van spoedig weder een

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 540