534 deel uit te maken van het regiment, waaruit zij gekomen zijnniet dien korpsgeest zouden verkrijgenzoo noodig bovenal voor rekruten." Op elk verwijt luidde echter altijd het antwoordgebrek aan tijd. Toch had de oorlogsminister de stoutheid den 12d™ Maart den keizer een verslag aan te bieden, dat, wel is waar in de toekomst, eene ruiterij vertoonde van 460 escadrons, 120000 manschappen, 118000 paarden, waarvan alleen in Duitschland 255 escadrons, 59000 man, 58400 paarden. Den 30stcQ Maart werd in een ander verslag (en dit was niet meer eene gissing, maar eene officiëele waarheid) het Eransche leger voor gesteld als sterk: 869 bataljons, waarvan 700 te velde en 169 in de depots, te zamen 626212, die, op groot kompleet, moestenstij gen tot 692650 man. Daarvan telde alleen het leger in Duitschland 298304 man. Napoleon prees den ijver van den minister en de knapheid van de bureel-ambtenaren aan het ministerie. Het mishaagde hem niet, dat deze ontzettende, buitensporige, hypothetische cijfers in Europa bekend werdenvoor den een' een voorwerp van trotsvoor den ander van schrik. Hij zelf zou bovendien eerstdaags den veldtocht openenoveral het oog van den meester doen rondgaan en het verschil kunnen waarnemen tusschen de sterkte van een leger op het papier en die van een leger op het terrein. Vooruitziende, dat, althans iu den aanvang, zijne jeugdige infan terie, zonder onderricht, zonder militaire opvoeding, zonder kavallerie, blootgesteld zou zijn aan de charges van eene talrijke ruiterijhad de keizer aan al de korpschefs gelast (brieven van 8 Eebr. tot 17 April) twee dagen in de week te wijden aan het exerceeren in het vuurtwee aan het schieten naar de schijf, drie aan het manoeu vreeren. «Van alle manoeuvres," schreef hij, //is de gewichtigste de vorming van bataljons-carré's". //De officieren moesten ook alle dagen meer en meer gemeenzaam, worden gemaakt met de theorie van het manoeuvreereu. Wie zich verbeeldt, dat Napoleon's bevelen nagekomen werden, zoude gevaar loopen bezijden de waarheid te blijven. Lauriston schreef 15 April: //Zijne Majesteit moet wel gelooven, dat er, sedert het tijdstip, waarop de cohorten tot regimenten ver- eenigd zijn, een goed geheel heerscht in de manoeuvres en in de samenstelling van de regimenten. Dat bestaat echter in het geheel niet." Marmont schreef uit Hanau onder dezelfde dagteekening

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 541