535 //Zijne Majesteit moet mijn legerkorps, in den tegenwoordigen staat van zaken, niet beschouwen als geschikt om te vechten." En; «Dde korpsen hebben gebrek aan officieren. Oude, goed onderrichte troe pen zouden niet in staat zijn met een zoo klein aantal officieren te marcheeren, dus nog veel minder nieuwe troepen. Er zijn tachtig betrekkingen open waarvoor geene sujetten kunnen gevonden worden. 2" Alleen de eerste en tweede divisiën hebben hare artillerie; de derde heeft geen enkel stuk geschut en geen enkelen caisson patro nen; 3« ik heb geen enkelen man kavallerie; 4C al de korpsen zijn te eenenmale misdeeld van geneeskundigen; 5e voor het geheele armeekorps is slechts één adjunct bij den staf; er is geen oorlogs commissaris [P voor de levensmiddelen Ee.], noch bij de divisiën, noch bij het hoofdkwartier. Uwe Hoogheid zal gevoelen, dat hier wel eene groote vereeniging van menschen, maar geen georganiseerd leger is, en dat het eene ramp voor Zijne Majesteit zou zijn, deze troepen in eene ontmoeting met den vijand te brengen". Dit was zeventien dagen vóór Lutzen. Reeds tien dagen 11a die klacht moest de keizer zelf uit Erfurt schrijven (25 April) aan Clarke: «Ik heb zoo even het 37e regim. lichte inf. (van Mar- mont) gezien het is onmooglijk een schooneren troep te aanschouwen, wat de soldaten betreft, maar het is tevens onmooglijk een slechter officierskorps te zien. Zoo uw bureel zich tot taak gesteld had de ongeschiktste officieren van Erankrijk te benoemen, zou het niet beter hebben kunnen slagen. De meeste kapiteins hebben nooit het vuur gezien. Ik zal verplicht zijn al deze officieren te ontslaan en te verwijderen. Gij zendt mij ook jongelui, die van de colléges komen' en niet op de school van Saint-Cyr geweest zijn, zoodat zij niets weten, en gij plaatst hen bij nieuwe regimenten!" Maar dit was niet het eenige verwijt, dat de keizer tot het minis terie van oorlog te richten had. Het oogenblik was gekomen om de nauwkeurigheid der sterkte-staten te toetsen aan de werkelijk heid. Op het papier telden de zeven korpsen der Elbe- en Main- legers met de garde op den 15den April 232836 man. Maar als men den opgaaf van het geheel legt naast de gedeeltelijke verslagen klopt de som niet. Het totaalcijfer behoort met ten minste 60000 man verminderd te worden. Onder de overblijvende 170000 man waren bovendien 30000 Beierschen, WurtembergersDuitschers van het Rijnverbond, Italianen en Spanjaarden. Gevormd uit meer dan honderd detachementen, getrokken uit de reserve-kom- pagniën der departementen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 542