552 zijn volk. In weerwil der uitputting en misnoegdheid was de geest nog goed. Volgens het Journal militaire van den generaal Pétiet zou men in Maart in den rug der bondgenooten zulk een geduchten opstand in Bourgogne en Lotharingen hebben kunnen verwekken, dat al hunne gemeenschapmiddelen afgesneden zouden zijn geweest. In gelijken geest lieten de generaal Defrance te Saint-Dizier en de generaal de Peré te Chaumont zich uit (Steenackersrinvasion de 1811. dans la Haute-Marne). Maar Napoleon wantrouwde het na tionaal gevoel. De boeren waren uitmuntend gestemd voor de soldaten, al was Frankrijk, volgens Lamartine {Eist. de la Restauration) „koud" voor den keizer. //Het leger", zegt hij, //was gelukkig licht uitgerust, want, een van hart met het land, vond het overal brood en fourage De geringste hutten ontdeden zich met hartelijke gastvrijheid vau alles, om deze laatste verdedigers van de Fransche haardsteden te voeden en te verwarmen. Weinig soldaten bleven op de wegen achter. De geestdrift hield alles bijeen en trok alles tot den keizer." Hoe het zijeeue volkswapening zoude wellicht door het genie van Napoleon de worsteling hebben kunnen verlengen, maar wij weten genoeg uit Eousset, dat er eene langdurige militaire opvoeding noodig is om de worsteling vol te houden. Napoleon's, ja zelfs Murat's en Marmont's zijn zeldzaam. Ook daarom blijft het een der eerste plichten van eene Kegeeringte zorgen voor een gehard en geoefend leger. Zij doordringe zich van de waarheden: //Men improviseert geen soldaten", en: //Een leger moet bestaan uit mannen, niet uit kinderen." Frits.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 559