556 verstrijken, meende het civiel bestuur pogingen te moeten aanwenden om hem tot onderwerping aan te sporen. Men dacht, dat Wangkang's onderwerping ook die der beide zonen van Antassari (welke in 186-3 was overleden) ten gevolge zou hebben, en dat dus daarmede tot de beves tiging der rust in de residentie bijzonder zoude worden medegewerkt. Eindelijk scheen hij geneigdzijne vijandige houding tegen ons bestuur te willen laten varen; in Mei 1870 meldde hij zich bij den Besident aan en vroeg hij vergiffenis. De resident beloofde hem, zijn verzoek bij de hooge regeering te zullen overbrengen, en wees hem, in afwachting der daarop te nemen beschikking, Marabahan als verblijfplaats aan. Men heeft dit als eene politieke misslag aangemerkt, die de latere handelingen van Wangkang mogelijk zou hebben gemaakt. Yan achteren gezien, moet men dan ook erkennen, dat de gelegenheid om zich aanhang te verwerven te Marabahan zeer gunstig is geweest, en dat de aanwezigheid aldaar van meerdere bloedverwanten en vrien den van Wangkang daartoe voorzeker zal hebben meegewerkt. Yan den anderen kant mag men bij de beoordeeling van deze bestuursdaad niet over het hoofd zien, dat de resident alle reden moest hebben om den mandie op demoedige wijze vergiffenis had gevraagd, niet meer als gevaarlijk voor de openbare rust te.beschou wen; dat bovendien de militaire kommandant, tevens civiel gezag- hebher te Marabahan, de le luitenant der infanterie P. P. H. van Ham, iemand wras, dien men ook in moeielijke omstandigheden alle vertrouwen kon schenkenen dat op het inlandsch districtshoofd te Marabahan, ofschoon een schoonzoon van Wangkang, ook gerustelijk gerekend kon worden. Nadat Wangkang een paar maanden te Marabahan verblijf ge houden had, begonnen er geruchten te loopen van vijandelijke plan nen. in het laatst der maand Augustus mompelde men zelfs, dat hij het voornemen had, met een twee-honderdtal gewapende vol gelingen de militaire versterking ter genoemde plaats op den 5den September aan te vallen; het districtshoofd, hadjie Kiay Demang Wangsa Negara, raadde den militairen kommandant aanop zijne hoede te zijn, daar Wangkang niet was te vertrouwen en het plan scheen te hebben, bij een bezoek, dat hij den kommandant binnen de versterking zoude brengen, amok te maken. De militaire komman dant was dan ook van oordeel, dat op de handelingen van Wangkang voor den vervolge niet het minste vertrouwen gesteld kon worden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 563