560
onlusten zouden uitbreken, die, met het oog op zijn uitgebreiden
aanhang, zeer omvangrijk zouden kunnen zijn. Mitsdien werd aan
het verlangen van Wangkang toegegeven, en vertrok deze den 1-3den
September weder, op sleeptouw van den Gouvernementsstoomer
Tjinrana, naar Marabahan terug. In verband hiermede werd het
garnizoen te Marabahan eenigszins versterkt.
De nadeelige gevolgen van de zwakke houding des bestuurs bleven
met uit. Dadelijk na Wangkangs terugkeer te Marabahan werden
door zijne aanhangers in de omliggende streken en in den Boven-Doesson
fabelachtige verhalen omtrent het te Bandjermasin gebeurde verspreid.
Die verhalen hier mede te deelen, achten wij overbodig; genoeg zij
het, te zeggen dat Wangkangs aanhang bij den dag toenam en dat
de toestand meer en meer een dreigend aanzien kreeg. Ons gezag te
Marabahan begon van lieverlede te verdwijnen; slechts de schaduw er
van bleef nog over. Het strekte zich alleen uit binnen de militaire
versterking, want daarbuiten werd geen Europeaan meer geduld:
nagenoeg geheel Marabahan en ook de omliggende kampongs waren
tot de zaak van Wangkang toegetreden.
Uit den toeloop van kwaadwilligen derwaarts volgden al spoedig
ongeregeldheden, die op handel en vertier nadeelig terugwerkten.
Tommongong Boeraciiman (zwager van Soerapati) had den bewa
il "s van eenige aan de Barito rivier gelegene kampongs, welke hij
geuurende zijne reis naar Marabahan passeerde, belastingen opgelegd,
en zelfs verstoutte men zichbrandschattingen te heffen in de kampong
•Saloeangongeveer twee uur stoomens boven de hoofdplaats gelegen.
Onvoldoende bescherming van den handel deed den rivierroof aan
moedigen en geene handelspraauw was meer veilig; de passage van
de hoofdplaats naar de bovenlanden en omgekeerd kon men als ge
stremd beschouwenwant geene kooplieden durfden het meer wagen,
handelsartikelen op of af te voeren; Martapoera bleef hiervan echter
uitgezonderd.
In weerwil dat de zoo hoogst ongunstige toestand aan het hoofd
bestuur te Bandjermasin bekend was, zag men er echter geene ver
andering in brengen; wel was aan eenige patrouilles, uit de bevolking
ter hoofdplaats getrokken, opgedragen, om dagelijks tusschen Ban
djermasin en Marabahan op en neer te varen, ten einde den rivierroof
te beteugelen en den handel te beschermendoch van deze konden
geene goede resultaten verwacht wordenomdat die patrouilles in
zekeren zin met de rivierroovers gemeene zaak maakten, ze niet
benadeelden, en zij daarenboven werden aangevoerd door de beide