563 vragen. Daar zijne ziekte echter van geen beduidenden aard scheen en men het minder geraden achtte, midden in den donkeren nacht op te houden, werd dit verzoek niet ingewilligd. Toen, omstreeks half vier uur in den morgen de resident, de gezaghebber der Tjinrana en het grootste gedeelte der bemanning in diepen slaap waren gedompeld en men evengenoemde kampong Bela- wang reeds was voorbijgestoomdtraden beiden, Goesti Moelik en Goesti Mohamad, te voorschijn, trokken hunne zwaarden, sloegen de lantarens in stukken, en vielen, als woestelingen om zich heen houwendeop de slapende en niets kwaads vermoedende matro zen aan. Onder het schreeuwen van amokhadden ze spoedig een paar man verwondtoen echter eenige matrozenvan den eersten schrik bekomennaar de wapens hadden gegrepen en zich te weer stelden, sprongen de twee verraders op de raderkasten en vervolgens over boord. Goesti Moelik werd een paar dagen later aan den moerassigen oever gevonden en naar Bandjermasin vervoerd, waar hij na weinige uren overleed; Goesti Mohamad ontkwam naar Marabahan, waar hij zich bij Wangkang voegde. Op de Tjinrana was een inlandsch matroos gedood en werden drie inlanders gekwetst, terwijl een matroos, gedurende de eerste ver warring over boord gesprongen, in de rivier verdronk. Wel mocht het gelukkig heeten, dat aan het verlangen van Goesti Moelik, om te Belawang te stoppen, niet was voldaan; voorzeker ware dan aan de Tjinrana het zelfde lot beschoren geweest, hetwelk de Onrust in 1859 te Lontontoeor trof. Later toch bleek, dat te Belawang eene vijandelijke bende had post gevat met het voornemen, den stoomer, zoodra hij daar stil zoude houden, te enteren en af te loopen. Nog vóór dat dit laatste voorval bij de regeering bekend was, was deze reeds, zoowel uit de rapporten van den militairen kom- mandant als uit die van den resident zeiventot de overtuiging gekomen, dat de heerschende geest onder de bevolking verre van gunstig te noemen was, en dat de handelwijze, door den resident ten opzichte van Wangkang gevolgd, niet konde strekken om het ware belang der residentie te bevorderen. Zij oordeelde het der halve noodig, den resident K. W. Tiedtke te vervangen door een landsdienaar, //die wegens zijn beleid, doorzicht en bekwaamheid, het vertrouwen der regeering bezit."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 570