575
bijuden 28sten uitgezonden om met Soeta Ono en zijne volgelin
gen het terrein ten noorden van de kampong Allalak verder te door
kruisenkwam eveneens onverrichter zake terug. Van den vijand
was niets ineer vernomen. Eenige dagen later werd van spionnen
vernomen dat de vijandelijke bende door de moerassen naar Belan-
dean en Bedandan was teruggewekenen dat de zoon van Soerapati
met eenige volgelingen uit den Boven-Boesson reeds derwaarts was
teruggekeerd. Dit laatste werd spoedig bevestigd.
De macht, welke Wangkang nog bij zich had, werd op circa 400
man geschat. Om die macht niet weder te doen aangroeienwas
het noodig dat hij aanhoudend werd opgejaagd. Hiertoe was echter
de beschikbare troepenmacht niet voldoende; het jaargetijde was on
gunstig en men was verplicht, de vijandelijke macht op een uitge
strekt terrein behoorlijk in te sluiten, in hare bijna ontoegankelijke
moerassen op te zoeken en haar aanhoudend te benadeelen.
In overleg met den militairen kommandant vroeg de resident
daarom eene tijdelijke versterking van twee kompagniën aan.
De kommandant van het leger oordeelde het doelmatiger om', ten
einde des te spoediger het doel te kunnen bereiken en met het oog .op
de te verwachten zieken en gewondeneen half bataillon infanterie
te zenden. Hiertoe werd de rechterhelft van het 13de bataillon
aangewezen, sterk 13 officieren én 360 onderofficieren en manschap
pen, onder bevel van den majoor der infanterie P. R. de Roche-
mont. Met den meesten spoed werden deze troepen den 7den
December te Soerabaja ingescheept twee dagen later kwamen ze te
Baudjermasin aan. Twee officieren van gezondheid en een luitenant
kwartiermeester waren aan de troepen toegevoegd.
Nadat een dag besteed was om vivres en munitie voor de expeditie
in gereedheid te brengen, enibarkeerde den llden eene kolonne van
10 officieren en 300 onderofficieren en manschappen aan boord van
Z. M. stoomschepen Banka en Admiraal van Kinsbergenom naar
Marabahan te stevenen, ten einde Wangkang in zijne schuilhoeken
op te zoeken, en de in verzet zijnde plaatsen weder onder het wet
tig gezag te doen terugkeeren. Deze expeditionaire macht stond
onder bevel van den majoor de Rochemont en was samengesteld uit
7 officieren en 240 man van het 13de bataillon infanterie (lste en
2de kompagnie) en uit 2 officieren en 60 man van het garnizoens
bataillon der Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo.
De 3de kompagnie van het 13de bataillon infanterie bleef in gar
nizoen te Bandjermasin achter. De kapitein der genie en sappeurs