580
Door den hoogen waterstand stond zij daarenboven geheel onder
water ter diepte van eene halve el, en op sommige plaatsen meer,
zoodat de marsch in dit drassige terrein voorzichtig en langzaam
moest geschieden; met geulen en kuilen als doorsneden, die onder
water niet konden worden opgemerkt, zakten de troepen meermalen
tot aan het midden in het water en in den modder. Ging de marsch
hierdoor dus langzaam, zij was ook uiterst vermoeiend, want het
vorderde krachtsinspanning om zijne voeten uit den inzuigenden
modder te trekkenom daarin dan telkens weder weg te zinken.
Zij was op verscheidene plaatsen met hoog kreupelhout begroeid en
met hooge boomen bedekt, die dichte boschjes vormden.
Nadat ongeveer een afstand van 10 minuten was doorloopeu
werd de kolonue uit een op ongeveer 300 schreden aan hare linker
zijde gelegen bosch hevig beschoten.
De voorwacht, waarvan zich een gedeelte en tirailleur had opge
lost, beantwoordde al voorwaarts dringende dit lilla- en geweervuur;
doch de moeielijkheden door den drassigen bodem te weeg gebracht,
beletten, dat men zich met spoed kon bewegen; om niet in kuilen of
diepten te vallenkon men niet dan langzaam en voet voor voet
vooruitgaan.
De vijandelijke bende, welke zich in het bosch geposteerd en in
eene hinderlaag gelegd had, was onzichtbaar, alleen was aan den
kruitdamp te herkennen waar zij zich ophield.
Onder het vooruitdringen der voorwacht, werd door den hoofd
troep bij gedeelten eenige malen een salvo gegeven op de plaats
van waar men dien damp zag opstijgenmet dat gevolg, dat de
vijand eenige verliezen leed en overhaast de vlucht nam in eene
noordwestelijke richting, de gekwesten met zich voerende; door het
met struiken en boomen overdekte terrein konde de richting naar
welke hij vluchtte niet dadelijk worden nagegaan.
Door den kapitein A. H. J. Berg, die de achterwacht komman
deerde was waargenomendat zich veel volk, op korten afstand van
de plaats waar hij had post gevat, in eene tegenovergestelde richting
bewoog als die welke door de troepen was genomen.
Deze officier echter, veronderstellende dat het de hulptroepen van
Soeta Ono warendie de kolonne volgdendeed hen geen afbreuk
en liet de vluchtelingen ontkomen.
De vijandelijke bende bekwam bij deze schermutseling drie dooden
en vijf gewonden; aan onze zijde waren gekwetst twee Europesche
militairen en twee matrozen, die, na door den officier van gezond-