593
Naar men vernomen had, was de versterking slechts van eene
zijde te naderen (langs de soengei) en het bleek dan ook, dat de
plaats zoo door de natuur begunstigd en door zulk een ontoeganke
lijk terrein was omgeven, dat omtrekken onmogelijk was.
Zooals de meeste inlandsche versterkingen, had zij waarschijnlijk
aan de achterzijde eene opening; vermoedelijk bestond er dus geen
kans om den vijand den teruchtocht af te snijden.
Het vijandelijke vuur, dat nog met eene zelfde snelheid werd
onderhouden, richtte betrekkelijk weinig schade aan, omdat de scho
ten doorgaans te hoog vielen, en de vijand, in het bosch verscholen,
naar de richting der troepen moest gissen.
Eindelijk kwam men aan de plaats, waar de oevers met randjoes
beplant waren hoewel het opruimen daarvan moest geschieden onder
het vijandelijke vuur, werd daarbij geen verlies geleden.
Eensklaps kreeg menna een bocht te zijn omgetrokkende vij
andelijke versterking in het gezicht; zij bestond uit eene naar de bin
nenzijde overhellende hooge en dubbele palissadeering, die dwars over
de soengei was aangebracht en de verdere passage geheel en al afsloot.
Wangkang, die den titel van panembahan had aangenomen, had
er eene gele vlag doen hijschen.
Op het gezicht der troepen was het biddenschreeuwen en tieren
in hevigheid toegenomen.
Met het in de whaleboot geplaatste getrokken kanon van 5,5
duim werden eenige granaten met goed gevolg binnen den benting
geschoten, terwijl de voorwacht tegen deze oprukte; had de vijand
tot hiertoe nog geeu enkel schot uit de sterkte laten vallen thans
brandden alle geweren en donderbussen los.
De majoor P. R. de Rochemont, zich bij de voorwacht ophoudende,
ontving een schot in de rechterdijterwijl drie inlandsche militairen
min of meer ernstig en twee licht gewond werden.
De luitenant-ter-zee klasse H. O. Peith, benevens een inlandsch
matroos bekwamen schampschotende whaleboot was op eenige
plaatsen met kogels doorboordzonder evenwel de bemanning te
hebben getroffen.
De majoor P. R. de Rochemont moest tengevolge zijner verwon
ding het bevel der kolonne overgeven aan den kapitein A. H. J.
Berg en beval dezen officier aan, in overeenstemming te handelen
met van Hamdie zich bij de hulptroepen bevonden met deze
ter hoogte van de voorwacht verbleef.
Nadat ongeveer 15 granaten binnen de versterking waren geschoten