595
alzoo onmiddellijk een begin gemaakt. Tegen 2 ure 's namiddags
was de versterking geheel onbruikbaar en kon de terugtocht worden
aangenomen. Was hij al niet zoo moeielijk als bij het opvaren
toch werd ook hierbij nog veelvuldige arbeid gevorderd.
De Becompajers bewezen echter goede diensten en ten 4 ure werd
de soengei Bedandan bereikt; ten 6} ure was de kolonne in het
kwartier terug.
Had men zich aanvankelijk niet volkomen kunnen overtuigen van
de nadeelen welke de vijand geleden hadspoedig drongen de be
richten daarvan tot Marabahan door. Men verhaalde, dat onder de
vele gesneuvelden op den 27sten December Wangkangook behoorde dat
daardoor de eenheid onder de opstandelingen gebroken en alzoo de
kracht van den opstand gefnuikt was, dat de vijand, zoo streng
mogelijk ingesloten, gebrek had aan de onontbeerlijkste levensmid
delen, en dat derhalve armoede en ellende zijn deel waren.
De waarheid dezer geruchten bleek eerst na eenige dagen ten
volle. Intusschen onderwierpen zich reeds op den 29stea eenige op
standelingen te Margasari en te Marabahan.
Den 303tel1 vertrok eene kolonnesterk 150 man, onder aanvoering
van den kapitein J. C. van Blokland naar de simpang Doerachman,
om het voorwaarts van de verméesterde versterking gelegen terrein
te verkennen. De vijand had naar die zijde de vlucht genomen en
het was alzoo te veronderstellendat hij zich daar nog kon bevin
den, of er althans eenige levensmiddelen had opgeborgen.
Bij de kolonne warenonder bevel van den luitenant ter zee
2de klasse C. W. A. Steuptwee whalebooten gevoegdieder
met een getrokken kanon van 5.5dm- gewapend en van de noodige
bemanning voorzien.
Soeta Ono met zijne hulptroepenals ook een 50-tal Becompajers
onder hadji Mohamat Seman, namen onder de leiding van van Ham
aan den tocht deel.
Zonder eenige moeielijkheden kwam de kolonne tot aan de sim
pang Doerachmanvan hier uit tot aan de plaats der veroverde
versterking werd de tocht moeielijker. Men bereikte dit punt zonder
eenig spoor van vijanden te ontdekkenwaarna de kolonne nog
ongeveer IJ,- uur verder voorwaarts drong.
Nergens ontwaarde men echter iets; het terrein was woest, ondoor
dringbaar en stond overal onder water; van vijanden noch wonin
gen werd iets ontdekt.
De terugtocht werd alzoo weder aangenomenonder het terug-