609 van Parijs, de douane- en boschbeambten was dit alles, en nog was er zekere goede wil noodig om dit geheele samenraapsel als geregelde troepen te bestempelen. Het overige der bezetting bestond uit mo biele gardes, die voor het meerendeel nog niet gekleed, noch gewa pend waren, uit 260 bataillons rustende nationale garde, waarvan de organisatie ter nauwernood ontworpen was, uit mannen, zooge naamd van de reserves dat is te zeggen te eenenmale vreemd aan de behandeling van de wapens, en eindelijk uit al de vrijkorpsen, die zich trachten te vormen. Dat was de militaire toestand waarin het bewind van het keizer rijk Prank rij k's hoofdstad gelaten had. Wij zagen dan ook met ware blijdschap een legerkorps binnen onze muren aankomen saam- gesteld uit drie divisiën, eene gezamenlijke macht vormende van twaalf regimenten infanterie of dertig duizend man, die allen geheel het voorkomen hadden van geregelde troepen. Toch moest men ook daar nog zekere welwillendheid hebben om al deze troepen als geregelde te beschouwen. Inderdaad waren er onder die twaalf regimenten slechts tweehet 35ste' en het 42stedie op reglementairen voet warende tien andere bestonden uit vierde bataillons, getrokken uit veertig linie-regimenten en gevormd tot marsch-regimenten wat hierop neerkomt, dat de soldaten van deze regimenten gedeeltelijk rekruten waren, die ter nauwernood het eerste onderricht in hun bedrijf had den opgedaan, en voor het overige manschappen, die volstrekt niets wisten. Vóórdat men hen op marsch gezet had om hen tegen den vijand te zenden, had bijna niemand hunner een enkel geweerschot naar de schijf gelost; bijna allen waren onbekend met het hanteeren van den chassepot en niet één had het geringste denkbeeld van wat de dienst te velde is. Ook waren, ten gevolge der gebreken van hunne formatie, de staven dezer regimenten zeer onvoltallig en hunne onderofficiers-kaders nog meer; manschappen en officieren kenden elkander ter nauwernood en men kon in den eersten tijd nog niet dien samenhang van hen vorderen, die zoo veel bijdraagt tot de kracht van een behoorlijk gevormden troep. Niettemin hadden zij sedert eene maand, dat zij op weg waren, marcheerende en manoeu- vreerende in de nabijheid van den vijand, onder de leiding van een even ervaren als bekwaam officier, zeer groote vorderingen gemaakt, en daar zij bovendien geregeld gewapend en uitgerust, gekleed en geschoeid waren, blonk hunne meerderheid boven de andere korpsen duidelijk uit, zelfs schitterend voor den minder geoefenden blik. Het vertrouwen, dat deze troepen inboezemden, werd overigens

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 616