613
hoe dikwijls is niet het bastion van waar men nooit een nuttig ge
weerschot kon lossenveranderd in eene dwaze clubin eene plaats
van dronkenschap en ontucht, waar eenige schurftige schapen genoeg
zijn geweest om een deel van die kudde aan te steken, dat aan-
vanklijk bezield was met eene oprechte zucht om zich goed te ge
dragen. De bataillons mobiele gardes, die men bijna altijd buiten
hield, zijn allen, en zonder uitzondering, zelfs de bataillons van
Parijs, voor de besmetting bewaard gebleven. Waarom? omdat zij
arbeidden, omdat zij eiken dag de werkelijke en ernstige rol voor
oogeu hadden, waartoe men hen had opgeroepen. Wat zij gedaan
hebben, zouden de meeste bataillons der nationale garde even goed
hebben kunnen doen, want onze werken en gevechten hebben nooit
de dracht van het geschut der forten overschreden. Men zoude in
den krijg gehard zijn geworden, terwijl men er eer bij behaalde, en
met het bewustzijn van wel verworvene eer zou men zeker niet zijn
vervallen tot de onedele commune.
Ik heb reeds gelegenheid gehad de mobiele garde te noemen; ik
wil niet besluitenzonder opzettelijk eenige regelen gewijd te hebben
aan deze brave zonen van de departementen. Wij hebben hen binnen
onze muren zien aankomen, ternauwernood gekleed, nog veel minder
gewapend en uitgerust, groote verbaasde oogen opzettende bij den
aanblik der wonderen van het nieuwere Babyion, en bijna verwon
derd over de ontvangst, die hun in onze gezinnen bereid werd. Zij
hebben deze weten te verdienen door hun goed gedrag en hunne
bescheidenheid, zoodat, toen het uur van scheiden sloeg, men elkan
der wederkeering verlaten heeft ouder den indruk van de beste ge
voelens en sedert velen onzer aandoenlijke getuigenissen hebben
ontvangen van de zoete herinneringen, die hunne gasten uit Parijs
hadden medegenomen. Zij hebben de billijkste aanspraak verkregen
op onze dankbaarheid, en het is voor ons een plicht dit niet te
vergeten. Het is dan ook met ware voldoening, dat ik een klein
vlugschrift van minder dan honderd bladzijden onder de aandacht
van den lezer breng, dat verschenen is onder den titelLa province
aw siege de Parisgarde molile du Tarn, door Ed. Puzier-Hermann,
luitenant bij het regiment. Het toeval heeft mij bovendien goed
terecht doen komen, want de mobiele garde van het departement
Tarn verdient eene bijzondere vermelding in de geschiedenis der be
legering van Parijs. Dit departement, dat een bij uitzondering groot
getal der roemrijkste namen van onze krijgshistorie heeft voortge
bracht, was een der vlugsten geweest in het organiseeren van zijne