619 gedeelte daarvan, niet allen bijzonderen dienstijver, niet alle ambitie mag uitdooven door ze jaren lang in denzelfden subalternen rang te laten meeloopen, zooals thans, helaas! te zeer geschiedt, vooral bij de artillerie en bij het wapen mijner keuze, de infanterie. //Maar", zult gij zeggen, //als ge 't thans gevolgde stelsel dan zoo goed vindt, waarover wilt ge dan eigenlijk schrijven? Ge behoeft het Legerbestuur niet te verdedigendaarvoor is ook in het Militair tijdschrift geen plaats". Pardon, ik heb gezegd, //onder de gegeven omstandigheden" en ik zal straks zeggenhoe die omstandigheden gewijzigd moeten worden. Vooraf een woord over het in algemeenen zin nadeelige van de tegenwoordige omstandigheden. Ge zult mij daarbij in sommige zinnen betrappen op plagiaat uit den bovenge- noemden Militairen spectator; 't staat daar zoo mooi geschilderddat ik wel tot plagiaat zal moeten vervallen. Het groote nadeel isdat wij langzamerhand een groot aantal gepasseerde kapiteins in het leger zullen krijgen; mannen, die nog geen 20-jarigen diensttijd hebben bereikt, of die, met vrouw en kin deren gezegend, onmogelijk in hun stand van 1600,-pensioen kunnen leven en dus wel genoodzaakt zijntegen wil en dank soms-, te blijven dienen. Ge begrijpt welamicedat ik bij mijne beschouwingendie ik trouwens uit een reeds elf jaar geleden geschreven stuk put, nie mand in 't bijzonder op het oog heb; dat niemand zich mag gekrenkt gevoelen over 't geen ik hier, naar mijne meening in 't waarachtig belang van het leger, ga nederschrijven. Alle denkbeeld van per soonlijkheid werp ik verre van mij alleen het algemeen belang meen ik door dit schrijven te dienen. Om den toestand van een gepasseerd kapitein te schetsen, voert de schrijver in den spectator een vriend zijner jeugd sprekende in. Deze, een man van gezond verstand en dienstijver, kortom een practisch officier in de ware beteekenis van het woord niet te verwarren met bekrompen routiniersmaar van weinig uitgebreide wetenschappelijke kennis, was na jaren langen dienst voor bevorde ring tot hoofdofficier voorbijgegaan. //Hier sta ik nu", roept deze uit, na zijn toestand te hebben ge schetst, //diep gekrenkt in mijn gevoel van eigenwaarde; gegriefd in mijne dierbaarste belangen; vernederd in de oogen mijner kameraden en beroofd van mijn relief tegenover mijne minderen. //Gekrenkt in mijn gevoel van eigenwaarde. Ik heb mij zeiven wrel nooit onder de uitstekende officieren gerekend en mij dan ook

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 626