het nadeel van den dienst. Anderen zullen zeggendat het tegen
woordig stelsel een noodzakelijk kwaad is, omdat anders de promotie
veel te langzaam en de hoofdofficieren veel te oud zouden zijn. Dit
euvel is echter op andere wijze te verhelpendoor eene betere ver
houding tusschen de rangen en door betere pensioenen. Hierover
straks nog een enkel woord. Eerst nog een oogenblikje over de
wijze van beoordeeling der geschiktheid voor den hoofdofficiersrang.
Die, welke thans gevolgd wordt, komt mij voor, de minst slechte
te zijn. Gij weet beter dan ik, hoe het bij het departement van
oorlog toegaat; maar oordeelende naar hetgeen wij, oningewijden, nu
en dan kunnen opmerkenmeen ik dat men alles doetwat in
redelijkheid verlangd kan worden, om de rapporten der chefs ten
aanzien van diegenen, waaromtrent twijfel bestaat, aan de waarheid
en aan het algemeene dienstbelang te toetsen.
Gij leest het dagblad //de Locomotief;" ge hebt daarin dan ook
onlangs voorzeker het artikel gelezen over de thans verzwaarde pro
gramma's van examen voor den officiersrang, en gezien, dat de re
dacteur een examen voor den rang van majoor zou willen invoeren.
Hoe denkt gij daarover? Het komt mij, onder verbetering, voor,
dat het eene groote moeielijkheid zou hebben om de voornaamste
eigenschappen, die een hoofdofficier moet bezitten, bij iederen adspi-
rant onder cijfers te brengen; zooals: menschenkennis, geestkracht,
tact, geschiktheid voor zijn taak in garnizoen en te velde, vastbe
radenheid, tegenwoordigheid van geest, enz. enz. Moet verder de
theorie of de practijk de boventoon hebben in het examenmoet de
aanstaande hoofdofficier een weet-al, of een drilmeester zijn?
Het zou zeer moeielijk, zoo niet onmogelijk zijn, de examens zoo
in te richtendat de bevorderingop grond dier examenseenigszins den
toets van billijkheid kon doorstaan.
Ik sprak straks van de verbetering van pensioenen. Die verbe
tering is juist voor de kapiteins dringend noodig. Wanneer men
het kapiteins pensioen op f 2000,per jaar vaststelde (dus, als
622
Het eerste bezwaar kan niet overwegend zijn, wanneer men omtrent demoreele
eigenschappen van den adspirant de conduitelijsten blijft raadplegen, wat o. i. voorde
hand ligt. Wanneer men daarin echter de chefs geheel vertrouwt, is er geen reden,
waarom men dit ook niet voor het wetenschappelijk gedeelte der beoordeeling doen
zou. Het grootste bezwaar tegen de invoering van zoodanige examens is intusschen,
naar onze meening, gelegen in de uitgestrektheid der kolonie en de toch al belang
rijke mutatiën. Die mutaties zouden dan eindeloos worden, zeer tot nadeel van den
dienst. Men herinnert zich, hoe de examens den gang van zaken bij den Genees
kundigen dienst belemmerden. Red.