verwarren met de theetuinen. De laatste toch beschouwt de Japanner
even als wij de koffijhuizen en gaat daar vrijelijk in en uit. Hij
gaat daar echter niet alleen binnen, om zijne keunissen te ontmoeten,
maar ook ten einde er aan Yenus te offeren. De vrouwen, die daar
gevonden wordenmeestal dochters van behoeftige oudersstaan
vergelijkenderwijze gesproken op een veel hooger standpunt in de
oogen van het volk dan hare beklagenswaardige zusters in Europa en
doen niet zeldzaam goede huwelijken, zonder dat iemand er aan
denkt hen later een verwijt te maken van hunnen vroegeren levens
wandel. Eenmaal gehuwd eischen 's lands wetten, dat de vrouw
zich strikt zedelijk gedraagt. Zij, die de geringste aanleiding geven om
het tegenovergestelde te vermoeden worden buiten de maatschappij
gesloten en zwerven hulpeloos rond of worden straffeloos door hare
mannen vermoord. Volgens de getuigenis van bevoegde schrijvers
moet dan ook de huwelijkstrouw der vrouwen niets te wenschen
overlaten. Zulks wekt te meer bevreemding in onze oogen, daar
zoowel de gehuwde mannen als de ongehuwde op onbeperkte wijze
botvieren aan hunne lusten.
De gewone kleeding van den minder gegoeden man bestaat ineen
japon van ruwe stof, die, los om het lijf hangende, tot op de
knieën reikt; daaronder draagt hij een pantalon met wijde pijpen,
die het been tot op de voeten dekt. Hooge houten sandalen of
wel een strooien schoeisel, dat met kruisbanden over de voeten
wordt vastgemaakt en hetwelk de Japannees, zoo hij een huis bin
nen treedt, aan de deur laat staan, voltooit het costuum. Dat strooien
schoeisel is uit den aard der zaak zeer onsterk. De wegen zijn
dan ook over geheel Japan als bezaaid met versleten schoeisel, zoo
wel van voetgangers als paardenwant ook de voeten der laatstge
noemden worden volgens landsgebruik niet van ijzers voorzien, maar
met een soort van stroo-schoeisel omwonden.
Tegen de zonnestralen beschermen de Japanners hun hoofd, dat,
met uitzondering van een vlokje op den kruin ter lengte van onge
veer een halven palm, kaal geschoren is, door middel van een vlecht
werk, dat veel overeenkomst heeft met de Javaansche toedong. De
meer gegoeden dragen 3 a 4 japonnen over elkaardie van denzelfden
snit zijn en alleeu uitmunten doordien zij van fijner stof, meestal
zijde, vervaardigd zijn. Een waaier voeren zij, even als hun sabel,
overal met zichdaar beide tot bewijs strekkendat zij een deel
der hoogere klassen uitmaken.
De mannen vormen zich gaarne een te huis. Zij huwen dan ook
63-3