638 de landheer hem bijzonder genegen is, tot den officiersstand verheven en daarna soms met een achterleen begiftigd wordt. Als een gevolg van dien onbeschreven rechtstoestand van den krijgsman worden er vele onrechtvaardigheden bedrevenen zijn het niet zeldzaam juist de meest ontwikkelde en bruikbare militairen, die ten achteren gesteld worden en wier moedige daden en goede diensten onbeloond blijven. Recht is voor dezulken niet te verkrij gen; een ambacht hebben, zij niet geleerd, zij kunnen hun brood dus onmogelijk in de burgermaatschappij verdienen. Het langer dienen onder den onbillijken landsheer is hun evenzeer onmogelijk; zij ver laten dus diens vanenvoegen zich bij andere ontevredenen en vormen een soort rooverbende. Eene dergelijke bende heet in de landstaal //conine." Het hoofddoel dier benden bestaat in het bena- deelen van den onrechtvaardigen landsheer eu diens onderdanen, waarmede zij in gestadigen oorlog leven. Niet zelden vindt men onder de aanvoerders dier benden personen, die vroeger machtig en aanzienlijk waren, maar bij den landsheer om de eene of andere reden in ongenade gevallen en zoodoende van hun leen beroofd zijn geworden. Dikwerf begunstigt denzulken het toeval en weten zij langzamerhand een zoo groot aantal ontevredenen rondom zich te verzamelen, dat de wederzijdsche kamp eerst eindigt na de geheele vernietiging der macht van den eigenlijken landsheer, waarna zij bezit nemen van diens goederenom die onderling te verdeelen. Oordeelt de verdreven landsheer, die gewoonlijk hulpen ondersteuning zoekt bij een der naburige landslieerende-gelegen heid gunstig, om zijn wettig eigendom te hernemen, dan brengt hij een legermacht op de been en vernieuwt den strijd. Zelden wordt hij daarin bijgestaan door den vorst of opperleenheer, daar deze gemeenlijk moeite heeft, om zich-zelven te handhaven tegen over andere eerzuchtige leenheeren. Op de priesterkaste volgt hetgeen men bij ons gewoon is de middenklasse te noemendeze bestaat uit burgerlijke ambtenaren, artsen, enz. Zij hebben het recht, tot onderscheidingsteeken één sabel te voeren. Op hen volgen de winkeliers, ambachtslieden, boeren en daglooners. Verder heeft men de slachters en leerlooiers, in één woord al die personen, welke in aanraking komen met dood vee of hetgeen daarvan herkomstig is. Zij zijn de ware paria's der maatschappij en staan in zoo groote minachting bij het volk, dat zelfs de geringste daglooner zich ten diepste vernederd zou ge voelen indien hij hen noodeloos een woord toevoegde. De reden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 645