639
dier diepe minachting moet waarschijnlijk gezocht worden in het
hiervoren reeds met een enkel woord medegedeeld godsdienstig
denkbeeld, dat zij, die in aanraking komen met gedood vee, verontrei
nigd zijn. Eindelijk heeft men nog de //christans", eene kaste,
bestaande uit de afstammelingen der in de 17de eeuw verdelgde
Christen-Japanners. Deze staan geheel buiten de maatschappij, leven
geheel afgezonderd in door de politie afgesloten wijken en hebben,
daar men voorkomen wil, dat zij den naam van Christus buiteil hun
bekrompen wijk uitspreken, niet eens het recht, elkaar de laatste
eer te bewijzen. Die bepaling is des te grievender voor hen, daal
de Japanners in het algemeen den meesten eerbied voor hunne af
gestorvenen hebben.
De plechtigheden, die zoowel bij den geringsten afgestorven Ja
panner als bij den meer gegoede in acht worden genomenkomen
op het volgende neêr. Zoodra de dood behoorlijk door een geneesheer
is geconstateerd, wordt het lijk gewasschen en geschoren. Vervol
gens duwt men het met geweld in zittende houding, zooveel moge
lijk op gelijke wijze als het zich vóór de geboorte bevond, in een
eenvoudige ton. Alvorens deze te sluiten, voegt de naaste aanver
want daar een gedeelte der navelstreng bijdat sedert de geboorte
zorgvuldig is bewaard. Zoowel het een als het ander is eene zinne
lijke aanduiding voor het nieuwe toekomstige leven dat men den
afgestorvene toewenscht. Daarna wordt het lijk onder toezicht van
priesters door de naastbestaanden naar de algemeene begraafplaats
gedragen en in een kuil neergelaten. De gegoeden dekken dien met
een van opschriften voorzieneu steen. Bij een officier van eenigs-
zins hoogen rang volgen diens oorlogspaarden, overdekt met witte
kleedenen vervolgens diens sabels, wapens, banieren enz., alles
gedragen door de aanverwantenden lijkstoet.
Gaarne zouden wij aan deze vluchtige beschouwing, omtrent de
zeden en gewoonten der Japanners, nog eene uitvoerige beschrijving
toevoegen, ten aanzien der sterkte, formatie, bewapening enz., om
kort te gaan van al datgene wat op het leger betrekking heeft en
dus voor het te behandelen onderwerp van het hoogste belang moet
worden geacht. Onze nasporingeu op dat gebied waren evenwel verre
van bevredigend en het mocht ons niet gelukkeneenig werk ter
raadpleging te erlangen, waarin de Japausche legermacht tot gezet
onderwerp van studie was genomen. Wij schrijven het gebrek
aan het bestaan van een dusdanig werk hoofdzakelijk toe aan de
eigenaardige wijze waarop het land wordt beheerd en die tengevolge