stond voor eiken vreemdeling, en hadden de handelaren zich behoorlijk
vastgenesteldof beide partijen begonnen, ieder in den eigenaardig
aangenomen werkkring, steeds meer en meer te eischen.
Yan de zijde der geestelijkheid bracht de naijver tegen de orde
der Pranciskanendie zich alras met zuiver godsdienstige voornemens
mede in Japan had gevestigd, daaraan niet weinig toe, en van de
zijde der Portugeesche handelaren was het de naijver tegen de Neder
landers. Onze voorvaderen toch hadden zich omstreeks 1580 mede
toegang tot Japan weten te verschaffen. Gewend aan ontberingen
en aanvankelijk tevreden met kleiner winsten dan de Portugezen en
Spanjaarden, werden zij, nadat de Japanners eenmaal overtuigd
waren dat zijzooals de Portugezen uit handelsbelang hadden voor
gegeven geen zeeschuimers waren, behoorlijk ontvangen.
Wijselijk onthielden de Nederlanders zich van alle inmenging in
de godsdienstige en staatkundige gesteldheid van het land. Daaraan
alleen moet het dan ook wel waarschijnlijk worden toegeschreven,
dat de Japansche regeering hulp bij onze voorvaderen zocht tegen
de Portugezen en Spanjaarden. Deze toch hadden het langzamer
hand èu door proselieten te maken, èn door'zich te mengen in het
inwendige bestuur des lands, zooveel macht weten te verwerven, dat
geheel Japan omstreeks 1630 in twee vijandige partijen tegenover
elkander stond.
Aanvankelijk behaalde de partij der oppositie in dezen oorlog, die
langzamerhand het karakter van een religieoorlog verkreeg, zooveel
voordeelendat het geregelde bestuur genoodzaakt was zich tot de
Nederlanders om hulp te wenden. Aan dat verzoek werd, in de
hoop daardoor handelsvoordeelen te behalen, van onze zijde zeer
gewillig het oor verleend en wel met een zoo gunstig gevolg, dat
de Portugezen en Spanjaarden in 1636 genoodzaakt waren, het
gansche land voor goed te ontruimen.
Bij die ontruiming, welke niet zoo gemakkelijk verkregen werd,
vielen er van weerszijden een aauzienlijk getal slachtoffers. Nauwe
lijks waren daarop de bewoners van het Iberische schiereiland ver
dreven of de regeering begon een verdelgingsoorlog tegen de Japansche
proselieten. Die oorlog kenmerkte zich door- schrikverwekkende voor
beelden van wreedheid. Bij duizendtallen werden zijdie de nieuwe
leer omhelsd en daarvan geen afstand wilden doenop de wreedaar
digste wijze om het leven gebracht; hetgeen eerst eindigde, nadat
het christendom onder de bevolking zoo goed als uitgeroeid was.
Ten bewijze, dat die uitroeiing bijna volkomen was, strekt, dat
643