644 thans, na verloop van twee eeuwen, nog slechts geringe sporen van het christendom meer in het land zijn te vinden. Daaraan hebben evenwel de maatregelen, die van de zijde der regeering, na het verdrijven der christenen, werden getroffen, zeker mede veel toegebracht. De voornaamste hiervan was, dat van af dien tijd, de omgang met alle Europeesche mogendheden werd afge broken. Die wet is sedert tot op het jaar 1856toen de aandrang van Amerika en de groote zeemogendheden van Europa het Eldorado op nieuw opende, met zoo ongemeene gestrengheid gehandhaafd, dat vóór dien tijd zelfs slechts schoorvoetend en met de uiterste omzigtigheid hulp werd verleend aan schepelingen van vreemde natiënwelke zich in de noordelijke zeeëndie Japan omringen, met den walvischvangst bezig hielden en aldaar schipbreuk leden. Dat verbod heeft zich evenwel nimmer, althans niet in die mate tot de Nederlandsche uitgestrekt. Van hen toch, die zich steeds buiten de godsdienstige en staat kundige inrichtingen van het land hielden, vermeenden de Japanners minder te vreezen te hebben; daarenboven hadden zij, door het ver- leenen van hulp bij het verdrijven der Portugezen en Spanjaarden, aanspraak verworven op eenige rechten. Het verbod om het vaste land te betreden werd evenwel eenige jaren later ook op hen toe gepast, zoodat zij slechts een soort van depötplaats voor hunne handelswaren op het eilandje Decima behielden. Ofschoon dus de handelsbetrekkingen tusschen Japan en Nederland, zij het dan ook met een tal van lastige,, kostbare, ja zelfs dikwijls vernederende formaliteiten steeds zijn blijven bestaan, dagteekende de direkte afsluiting van Japan van af het jaar 1640. Een tweede maatregeldie destijds door de Japansche regeering werd getroffen, ten einde zoowel aan het christendom als het direkte verkeer met Europeanen een einde te maken, bestond in de bepaling, dat elk bewoner in het land aansprakelijk werd gesteld voor de handelingen zijner twee naburen. Daardoor werd in het geheele rijk een onderling spionnenstelsel geboren, dat, moge het al uit stekend aan de gestelde verwachtingen hebben beantwoord, een zoo demoraliseerenden invloed op het karakter van het Japansche volk heeft uitgeoefend, dat niemand er thans eenig kwaad in ziet, om de geheimste handelingen zijner naaste bloedverwanten en vrienden te verraden. Wanneer nu echter ook deze slechte karak tertrek slechts behoorlijk bij onze toekomstige Japansche soldaten wordt geleid, dan zien wij daarin eerder een voor- dan een nadeel.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 651