645 Immers zal het daardoor gemakkelijk zijn de onderofficieren en kor poraals, die later uit hun midden worden gekozen, in te prenten, dat het niet alleen geen schande is, maar dat het tot hunne voornaamste plichten behoort, om elk vergrijp van den minderen ter kennis van hunne meerderen te brengen; eene verplichting, waarvan het inland- sche kader bij het leger zoo slecht is doordrongen en waardoor het zoo moeielijk, ja bijna onmogelijk is, om de grootste euvels bij de militairen van den landaardspelen en goedverkoopen, uit te roeien. Te gelijkertijd werd nog de bepaling gemaakt, dat elke Japanner, die buiten 's lands was geweest en in zijn vaderland terugkeerde, met den dood zou worden gestraft. Het is vooral die laatste bepa ling, welke, daar zij immer met groote gestrengheid is gehandhaafd, als eene der voornaamste redenen van het staken der werving van Japanners als soldaten en matrozen door de voormalige Oost- Indische Compagnie moet worden beschouwd, ofschoon, zooals later blijken zal, ook andere invloeden daartoe mede het hare hebben bijgedragen. Het tijdstip, waarop de Japanners voor het eerst door de voor malige Oost-Indische Compagnie in dienst werden genomen is geheel onbekend. Het waarschijnlijkste is, dat de eerste schepen reeds begonnen zijn, op den terugreis van Japan naar Batavia of Amboina hunne equipages voltallig te maken met Japanners. Die veronder stelling heeft des te meer grond, omdat onze voorvaderen destijds vrij algemeen gedwongen waren, na een langdurige reis, hunne equipages aan te vullen met inboorlingen der verschillende landstre ken die zij bezochten. Immers het behoorde volstrekt niet tot de bijzonderheden, dat het grootste gedeelte der bemanning van een schip, tengevolge der slechte en onvoldoende voeding, na lange reizen voor de helft aan gebrek was bezweken vóór men ter be stemder plaats was aangekomen. De Japansche kustbewoners waren daarenboven vóór de afsluiting van het rijk uitstekende zeevaarders eene reden te meer, die er waarschijnlijk toe geleid heeft, om hen als matrozen in dienst te nemen. Het is van algemeeue bekendheiddat de Compagnie destijds geen noemenswaardig vast leger in hare Oost-Indische bezittingen onderhield; zulks was destijds trouwens ook minder noodig, daar de Compagniedievermits er nog geen cultuurstelsel was uitgevonden, niet naar grondbezit haakte, alleen aan de strandplaatsen eenige forten bezet hield, die tot niets anders dienden, dan om hare dienaren, koopmanschappen en ingekochte producten plaatselijk te beschermen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 652