647
bejegent terstond een disperaten resolutie nemen, welcke in haar
landt met rigoureuse justitiën of te veeleer enckele tyrannie voorko
men wert, in voege dat zij (de Japanners) aldaer lammeren en buy-
ten hun land bijcans duijvelen zijn, gelyck in Patanie, Siam en
verscheijdene andere plaetsen dickwils gebleecken is
Dat oordeel van Coen geeftals men het aandachtig leestden
indruk weer, dat de Japanners dappere en niet gemakkelijk te re-
geeren soldaten zijndie een zekere minachting voor hun leven
hebben. Wijders blijkt daaruit, dat zij niet gaarne: //qualijck be
jegent wordenhetgeen met andere woorden zeggen wildat zij
gaarne hebben willen hetgeen hun van rechtswege toekomt.
Grooter overeenkomst dan wij hier aantreffen tusschen het^ ka
rakter van den toenmajigen Japanschen soldaat en onze Boeginee-
sche en Afrikaansche militairen van heden, is er zeer zeker niet denk
baar. Ook deze toch zijn flinke soldaten die geen gevaar kennen
en tot alles te gebruiken zijn, onder voorwaarde,dat men hen niet
//qualijck bejegent" en de chefs hunne eigenaardige karaktertrekken
ontzienzoo nietdan slaan ook zij tot //disperate resolution"
over. En zijn zoowel die Boeginezen als Afrikanen geene goede-
soldaten? Immers ja. Het is dus slechts de vraag, of onze voor
vaderen de eigenaardige karaktertrekken van den Japanschen soldaat
hebben ontzien. Op goede gronden vermeenen wij zulks te mogen
betwijfelen. Bekend toch is het, dat de toenmalige ondergeschikte
dienaren der Compagnie op alle mogelijke wijze in hunne voeding
en in hun loon werden benadeeld door de hoogere ambtenaren.
Het was destijds in één woord eene algemeene exploitatie van
den mindere ten koste van den meerdere.
Yalentijn deelt daaromtrent met de hem zoo zeer eigen langwij-
ligheid uitvoerige staaltjes mede, die den lachlust onwillekeurig op
wekken en van zoodanigen onbegrijpelijken aard zijndat wij met
onze tegenwoordige begrippen van recht en billijkheid haast geneigd
zouden zijn aan Yalentijn's waarheidlievendheid te twijfelen. En
moge nu al Valentijn, de beste geschiedschrijver over Indië in
dien tijd, ook een weinig overdreven hebben, zoo blijft het, blijkens
alle toenmalige geschriften over Indiëniettemin waardat het eu
vel der verkorting van de rechten van den minderen ambtenaar
destijds op ruime schaal werd toegepast. De verplichtingen en
rechten van den mindere waren daarenboven destijds slecht of wel
in het geheel niet omschreven.
De weinig ontwikkelde moorenslaven en Japanners, die als