649 Daaruit blijkt voldoeude, dat de maatschappijen elkaar destijds, door handelsnaijver gedreven, wanneer zulks slechts eenigermate mogelijk was, op alle mogelijke wijzen benadeelden. Onder die omstandigheden is de veronderstelling niet gewaagddat de bestuurders der voormalige Oost-Indische Compagnie met leede oogen een derde deel der winsten van den destijds zoo belangrijken specerijhandel in de handen van de Engelschen zagen overgaan en op middelen bedacht warenom de Engelschen van Amboiua te verdrijven. Volgens het verdrag mochten er slechts 14 Engelschen op dat eiland verblijf houden. Dat 14-tal werd in het jaar 1823 door onze bestuurders te Am- boina plotseling van verraad beschuldigd en voor de helft weder rechtelijk ter dood gebracht opAmboina, niettegenstaande zij volgens het in 1821 gesloten verdrag voor den raad van verdediging te Batavia, bestaande uit Engelsche en Nederlandsche rechters, terecht hadden moeten staan. i De andere zeven verlieten daarop het eiland, en zochten in En geland recht te verkrijgen voor zich en hunne vermoorde landgenooten. De zwakke koning Jacobus I was daartoe evenwel niet te bewegen en zoodoende gaf deze kwestie voorloopig geen aanleiding tot het verbreken der goede verstandhouding tusschen de beide mogendheden. De hoofdbeschuldiger der Engelschen, die te Amboina verblijf hield, was een Japansch soldaat van de Oost-Indische Compagnie. Van Kampen deelt zulks onder de volgende bewoordingen mede, in het eerste deel van zijne meergenoemde geschiedenis: //Hoe het zij, een Japansch soldaat (de Japanners maakten een gedeelte der bezetting uit) deed verscheiden nieuwsgierige vragen aan de schildwachten, die j door een Hollandsch officier gehoord, dezen verdacht voorkwamen, waarop hij den Japanner deed vatten. Hij werd scherpelijk onder- zocht" (aldus noemde men de toenmalige helsche gewoonte der pijn bank) //en bekende nu dat de Engelschen, vooral de eerste kommies Towerson en de heelmeester Pryce, elf Japanners hadden overgehaald tot een vloekverwantschap, om zich meester te maken van het Neder- landsche kasteelden gouverneur te vermoorden en de overigen, die geenen weerstand zouden bieden, gevangen te nemen. Dadelijk werden al de Japanners ontwapend, de Engelschen ontboden en de heelmeester eerst op de pijnbank gespannen. Deze beschuldigde Towerson, en daar nu al de Engelschen achtereenvolgens gepijnigd hunne schuld beleden", (welke bekentenis zij echter, volgens Engel- 28

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 656