650 sche berichten, zelfs bij het ter dood gaan met betuigingen aan den predikant plechtig herriepen) zoo werden zijmet uitzondering van vier, die bewezen dat zij op het bewuste tijdstip elders geweest waren en van twee, die genade bekwamen, allen ter dood gebracht." Het is onbekend uit welke bronnen van Kampen dit gedeelte zijner geschiedenis heeft geput. "Wanneer men zich echter den hiervoren geschetsteu toestand van naijver tusschen de Engelsche en Neder- landsche kooplieden voor den geest haalt, en daarbij let op de ge ringe macht der Engelschendie tegenover de Nederlandsche bezetting zoo hoogst onbeduidend was, dat elk plan van verraad, al ware ook de geheele Japansche bezetting op hun hand geweest, wel mislukken moestdan gelooven wijvooral ook wanneer daarbij gelet wordt op de omstandigheid, dat de Engelschen tot op het laatste oogenblik hun onschuld zijn blijven beweren, zeer nabij de waarheid te zijn wanneer wij aannemendat zij onschuldig waren en het geheele verhaal van dat verraad slechts, ten koste der goede naam van de Japansche soldaten, uit de lucht is gegrepen oin zich van de lastige mededinging der Engelschen te ontdoen. Die veronderstelling krijgt te meer kracht, doordien dezen wederrechtelijk te Amboina zijn terechtgesteld voor een rechtbank, uitsluitend samengesteld uit Nederlanders, in stede van voor den gemengden raad van verdediging te Batavia. Is onze opvatting juist, dan vervalt daardoor ook het >vverraad" der Japansche soldaten, die destijds een deel van het leger der voormalige Oost-Indische Compagnie uitmaakten. De afsluiting van Japan omstreeks dienzelfden tijd en de bepaling dat zij, die buiten 's lands gingen, bij terugkeer met den dood zouden worden gestraft, maakte waarschijnlijk verder een einde aan de werving van Japansche soldaten. In dien toestand van afsluiting kwam, zoo als boven werd gezegd, eenige jaren geleden, tengevolge der Europeesche interventie, eene algeheele omkeering. Aan welke mogendheid daarvoor de meeste eer toekomt en met welke moeielijkheden men te kampen heeft gehad en nog heeft, zijn bijzonderheden, die voor het hier te be handelen onderwerp van weinig of geene waarde zijn. Genoeg zij het voor ons te weten, dat er op dit oogenblik weder gelegenheid bestaat om in Japan soldaten te werven. Ten bewijze daarvan kan strekken, dat de Engelschen reeds in 1856, kort na de interventie en toen zij dus nog nauwelijks vasten voet aan wal hadden, een zeker getal Japanners ter bescherming van het consulaat in dienst

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 657