652 leger en de schutterij aldaar van genoegzame kaders te voorzien- van de werving van een voldoend aantal Nederlandsche soldaten voor het Indische leger kan dus, al voert men de handgelden, die nu reeds, in vergelijking met andere legers, buitensporig hoog zijn, ook nog zoo hoog op, onder die omstandigheden geen sprake zijn. Men is dus wel verplicht, zich met soldaten herkomstig uit alle landen van Europa, te behelpen. Juist die verplichting maakt het evenwel gebiedend noodzakelijk, in het Indische leger zooveel vreemde bestanddeelenherkomstig van buiten Europa, op te nemen als slechts eenigszins mogelijk is. Zoowel de laatste opstand in Britsch-Indië als de Indische krijgsgeschiedenis levert menig voorbeeld op tot staving van het gegronde dezer redeneering. Bij den jongsten opstand m Britsch-Indië toch waren het de Cipajers, die met de Engelschen tegen de afvallige troepen van den koning van Oude het°bestuur handhaafden, en bij het komplot der Zwitsers in 1860 waren het de Nederlanders, Javanen Afrikanen en Boeginezen die te Samarang en te Willem I het wettig gezag steunden tegen de oproerige Zwitsersche soldaten. Wil men intusschen van de indienstneming der Japanners goede vruchten plukken, dan is het gebiedend noodzakelijk, dat men hen, even als de Afrikamen, onmiddellijk na hunne indienstneming, zoo veel mogelijk verheft boven de inlandsche soldaten; met andere woorden, hen inprent, dat zij tot eene kaste behooren, die meer den Europeaan dan den inlander nadert. Hunne meerdere kennis en ontwikkeling zal dat beduidend vergemakkelijken en wanneer zij daarenboven, met inachtneming hunner eigenaardige gewoonten en gebruiken, slechts in betaling, voeding en kleeding boven den in- landschen militair worden gesteld, dan kan het niet missen, of zij zullen zich nimmer verbroederen met den Javaan; en zulks te min der, wanneer men hen van den beginne af aan leert, zich in het Nederlandsch in stede van het Maleisch uit te drukken. He meerdere kosten, welke het indienstnemen van Japanners op deigelijke voorwaarden noodwendig na zich moet slepen, zal, naar wij vermeenen, ruimschoots vergoed worden door de diensten welke zij dan zullen bewijzen. Die diensten zullen waarschijnlijk verre van gering zijn. Uit de vluchtige schets toch, die wij hiervoren omtrent den aard, de zeden en gewoonten der Japanners in hunne hoedanigheid van soldaat gavenblijkt dat zijmits goed en rechtvaardig behandeld, Voor zooverre zulks was na te gaan, twee eeuwen geleden niet alleen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 659