58
als bij de corpsen. Daarbij is het denkbeeld in overweging genomen,
om aenoemde school ook dienstbaar te maken aan de vorming van
cavalerie-officieren.
Corps pupillen. De sterkte van het corps, buiten het kader,
bedroeg in 1870 377, waaronder 257 soldaten-kinderen.
Van de overige pupillen waren er 82 kinderen van burgers, 15
kinderen uit de weeshuizen, 6 waarvan de vader onbekend was en
17, omtrent wier afkomst niets met zekerheid te zeggen viel.
Sedert de oprichting van het corps in 1848 tot ultimo December
1870 werder daarbij opgenomen 113 betalende en 961 niet betalende
pupillen, en werden er 462 bij het leger ingedeeld. Vau deze waren
op het einde van 1870 nog aanwezig 6 officieren195 gegradueerden
van minderen rang en 134 ongegraduëerden.
Het heeft de aandacht getrokken, dat verscheidene kinderen bij
het corps worden toegelaten, die daartoe naar lichaam en geest nog
al te weinig ontwikkeld zijn en den vastgestelden minimum-leeftijd
van 7 jaren nog niet schijnen te hebben bereikt. Voorschriften zijn
gegeven om hieraan een einde te maken.
De gezondheidstoestand der pupillen liet in 1870 te wenschen
over; behalve mazelen vertoonde zich ook de schier jaarlijks terug-
keerende oogziekte, waarvan men de oorzaak nog niet had kunnen
opsporen. Er werden iutusschen geene middelen onbenut gelaten
om den gezondheidstoestand te verbeteren.
De bijzondere aanleg van de pupillen voor teekenwerk en terrein
opneming, en de omstandigheid, dat het corps voor zoodanig werk
reeds uitstekend personeel aan het leger geleverd hadhebben doen
besluiten om bij het corps voortdurend een zoodanig aantal pupillen
tot teekenaars en opnemers op te leidendat men in den vervolge
daaruit in de behoefte aan personeel van de militaire verkenningen
geheel kunne voorzien.
Ook zal onder de pupillen stof gezocht worden voor de aanvul
ling van het corps stafmuzikanten.
KorpsscJiolen en inlandseA onderwijs. Het onderwijs op de corps-
scholen wordt voldoende behartigdmaar de resultaten daarvan zijn in
het algemeen niet grootten gevolge van de onvoldoende stof aan
geschikte onderwijzers en de vele mutatiën onder dezen, het te weinig
stelselmatig onderwijs in de vakken van het lager onderwijs, den
weinigen tijddie er voor kan afgezonderd worden zonder stoornis
te brengen in de andere dienstverrichtingendie haren gewonen loop