77 wij vinden haar, in een legerhoofd, in eene regeering, eene nood zakelijke hoedanigheid; eene deugd, te hooger te vereeren, naar mate hare uitoefening moeielijker en pijnlijker is en meer onder drukking vordert van aangeboren zachtaardige menschelijkheid. De lauwheid in het straffen is de vruchtbare bron van het kwade; tie oorzaak van verslapping der krijgstucht, van zwakheid, van plichtver zuim van lafheidde aanleiding tot tegenspoeden en nederlagen". De ondervinding leert dan ook hier in Indië, dat juist de eminente troepenaanvoerders, die in waarheid eene ijzeren krijgstucht hand haafden, het meest bij hunne soldaten bemind waren, en het meest, met eene kleine macht, grootsche dingen hebben gewrocht. Gaat de namen na van hen, wier roem ook thans nog in de herinueriug van het Indische leger voortleeft: Michiels, van der Hart,deBrauw en vele anderenzijn er ooit strenger dienaren geweest dan zij waren !J Wij zijn overtuigd, dat, in vergelijking met vele Europeesche legers, in Indië streng en goed gediend wordt; vergelijkenderwijs gesproken, is het hier geen sloffenboel. Voorzeker, allen zijn niet even goedsoms liet in een of ander gewest de krijgstucht te wen- schen, ja veel te wenschen over; wij spreken hier, natuurlijk, in meer algemeenen zin. En streng en goed dienen is in Indië zeer noodig. Men vergete niet, dat wij hier onder geheel andere toe standen zijn dan de legers, die in vredestijd in hun eigen land ver blijf houden; dat de samenstelling van ons leger geheel anders is. De troep moet hier steeds marschvaardig en slagvaardig zijn; op elk uur van den dag en van den nacht kan hij worden opgeroepen om met de wapens in de hand op te tredenen alleen omdat die toe stand van marsch- en slagvaardigheid hier bestaat, heeft men in Indië rust en orde. De, over het algemeen, goede haudhaving der krijgstucht alléén s de redendat wij de heterogene bestanddeelen van het leger in bedwang houden en dat militaire oproeren en misdaden tegen den dienst en de subordinatie slechts bij uitzondering voorkomen. //Niet de ijverige handwerksgezel, niet de bedaarde jongeling, die zich in den kring der zijnen gelukkig gevoelt, zal het in 't hoofd krijgen, huis en haard, misschien voor eeuwig, vaarwel te zeggen, ten einde in Indië zijne fortuin te beproeven", zegt de schrijver. Wij houden het er voor, dat, hoezeer de ijverige en bedaarde personen hier ook veelvuldig bij het leger worden aangetroffen, hij toch nog al te zeer gelijk heeft, en wij schrijven dit toe aan de weinige -aq

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 84