78
kendheid van het Nederlandsche volk met zijne overzeesche bezit
tingen. Men geloove toch niet, dat de positie van den soldaat
in Indië, bij vergelijking van die der mindere standen in Nederland,
zoo slecht isDe schrijver van het opstel over de Indische wer
ving, boven bedoeld, toonde reeds duidelijk aan, dat de soldaat in
Indië het //nog zoo kwaad niet heeft" en de vele reëngage-
menten bewijzen, dat hij gelijk had in die bewering. Er is zeker
geen leger, waar voor den goed oppassenden soldaat meer kansen
bestaan om vooruit te komen dan het Indische; gezwegen van hen,
die den officiersrang verwerven, heeft men tal van goed bezoldigde
betrekkingen: die van militair ambtenaar bij de bureaux, adjudant
onderofficier-kwartiermeester, instructeur bij de pradjoerits, pro-
voostgeweldigeenz. enz.; en zoo er voor het oogenblik, behalve
bij den geographischen dienst, nog geene betrekkingen in den civilen
dienst bepaaldelijk voor oudgediende militairen zijn bestemdin dien
dienst en in het particuliere leven vinden velen een goed bestaan.
Hoeveel korporaals, schoen- en kleermakers, hoeveel andere min
dere militairen hebben hier niet hun fortuin gemaakt! Yoor hem,
die goed oppassen en ijverig werken wil, is de toekomst hier zeer
goed, en beter dan elders; en het is niet alleen voor het leger,
maar ook voor de individuën-zelven waarlijk te bejammerendat dit
in Nederland niet meer bekend is. Men zou dan minder fatsoen
lijke, maar toch nijpende armoede in het vaderland zien, en de ko
loniën zouden er mede vooruitgaan. Wil men waarlijk aller belangen
en daaronder ook die van het Indisch leger, behartigen, dan schetse
men het volk den waren levensloop van vele gewezen, maar goed
oppassende militairen van dat leger. Wij herhalen: wie goed op
passen en ijverig werken wil, komt in Indië, 't zij in het leger,
't zij daarbuiten, vooruit. De //ijverige handwerksgezel", de «be
daarde jongeling", zij kunnen gerust dienst nemen bij het Indisch
leger; zijn zij er eens bij en bevalt het militaire leven hun, om
■welke reden dan ook, minder, dan kunnen zij op hun gemak eene
gelegenheid afwachten om op andere wijze in hun levensonderhoud
iiDe voeding is hier beter dan bij het Nederlandsche leger; de huisvesting is,
hoe gebrekkig ook nog, zeker niet veel minder dan in Nederland, waar men vele
soldaten in afgekeurde stallen en barakken laat wonen. Het klimaat is hier vooral
voor den minderen man, veel aangenamer, veel milder. Het vooruitzicht, te eenigen
tijd eene expeditie mede te maken, bekoort hen, die moed bezitten, eer en roem
„willen verwerven of op avonturen belust zijn" (Mil. tijdschr. 1871 pag.
208 en 209).