80
den wij ook thans in menigte in onze gelederen; natuurlijk niet
genoeg, want hun aantal kan nooit groot genoeg zijn. Maar de
schrijver dwaalt, en leidt zijne lezers geheel op een verkeerden weg,
waar hij de Hollandsche bestanddeelen van het Indische leger, //om
van andere natiën niet te spreken", verdeelt in verloopen ambachts
lieden //wien hun ambacht tegen staat, terwijl die machtige hefboom
(het handgeld) het overige doet"; in eenvoudige boerenjongens,
wie de klank van het geld, niet de roeping om soldaat te worden,
heeft verleid", en die »met tranen en verzuchtingen" naar Indië
vertrekken; en eindelijk in de zoodanigen //die de fortuin in het
vaderland den rug toekeerden en in het- veel bewogen Indisch mi
litaire leven vergeting voor teleurgestelde verwachting zoeken".
Het is waar, ons leger bestaat uit zeer verschillende bestanddee
len; men vindt er mannen onder van allerhande soort; maar de
schrijver declineert het leger, wanneer hij zich tot die drie catego-
nën bepaalt. Er komen hier ook velen, die buiten hun schuld in
het vaderland niet genoeg vooruit konden komen en naar Indië
komen om hun lot te verbeteren; anderen, die moed bezitten, wen-
schen het veld van eer te betreden. Zou het Indische leger te
velde altijd zóó zijn plicht en meer dan zijn plicht gedaan hebben,
als het alleen uit lieden bestoud, zooals de schrijver ze schetst?
Hoor nu, wat hij over de vreemde soldaten vertelt: //Al zoekt
men het nu weinige jaren geleden gebeurde in Necrlandsch-Indië
zoo mogelijk geheim te houden, toch weten zij, die tijdens de op
roeren te Samarang en elders aldaar tegenwoordig waren, dat men
den vreemden militair niet vertrouwen kan"
Voorwaar een zeer oppervlakkig, ongegrond en afkeurenswaardig
oordeel! Wij, voor ons, verkiezen Hederlandsche soldaten boven
vreemdelingen, omdat, bij een steeds mogelijkeu aanval van buiten,
het onzedelijk en onstaatkundig zou zijn, dezen tegenover hunne
landgenooten te stellen en men, dit niet doende, het leger zeer
verzwakt, juist als het zoo sterk mogelijk moet zijn. Maar er is
bij ons niet de minste sprake van niet vertrouwen; alles is te ver
trouwen als de krijgstucht goed wordt gehandhaafd; en men vindt
juist onder de vreemde soldaten vele sujetten, misschien betrekkelijk
nog meer dan onder de Nederlandsche, die gemakkelijk te leiden
zijn en door goed gedrag en gehoorzaamheid uitmunten. Het op
roer onder de vreemde militairen te Samarang en elders in 1860
had plaats onder zeer exceptioneele omstandigheden; dit is waarlijk
genoeg bekend en wij begrijpen niet hoe de schrijver daaromtrent