81
van geheimhouding kan spreken. Men had toen ongedisciplineerde,
onhandelbare sujetten aangeworven na afloop van den Krim-oorlog
en den Italiaanscnen krijg, en uit de ontbonden Napelsche regimenten
(Napelsche Zwitsers) lieden van verdachte moraliteit, ja van lieder
lijk gehalte. Dat komt er van, als men maar iedereen aanneemt
zooals de schrijver blijkens zijne verdere, boven reeds- aangeroerde,
beschouwingen over reëngagementen en certificaten van goed gedrag
schijnt te willen. Als men honderde lieden van evenbedoelde
soort bij elkander plaatst, is het geen wonder dat er ongeregeldheden
en oproeren plaats vindenevenmin zou dit te verwonderen zijn
als men hier een paar bataillons oprichtte uit de bevolking der
groote strafgevangenis te Leeuwarden. Als men bij die bataillons
eens een oproer zag uitbreken, wat zou dat bewijzen tegen de
Nederlandsche soldaten in het algemeen? En wat bewijst dau het
oproer der Zwitsers in 1860 tegen het gedrag der vreemdelingen?
Niets; en een //oud Indisch militair," die vele vreemdelingen in
ons leger gekend heeft, moest waarlijk wel bij eenig nadenken tot
eene andere conclusie gekomen zijn dan waartoe hij thansop zóó
valschen grondslag, geraakt is!
//Aan het noodig aantal Nederlandsche militairen zou weinig of
geen gebrek zijnindien men ook in het militaire leven met den
tijd was medegegaan en zich niet halstarrig vasthield aan verbods
bepalingen die thans niet alleen overbodig zijn, maar van eene
bekrompenheid en kleingeestigheid zonder weerga duidelijk blijken
dragen."
Bekrompenheid en kleingeestigheid zonder weergaAnders niet.
Welke verbodsbepalingen de schrijver bedoelt is hier, uit het lo
gisch verband der beschouwingen, niet volkomen duidelijk; maar.
ze zijn bekrompen en kleingeestig zonder weerga, 't Is waarlijk te
bejammeren, dat men den schrijver niet eens legerkommandant of
Gouverneur-Generaal gemaakt heeft; wat zou hij opruiming gehou
den hebben in dien Augias-stalAl die legerkommandantendie
we tot nu toe gehad hebbenze wisten niets van de behoeften en
de ware belangen van het leger en van den soldaat; ze hadden
't nooit tot korporaal moeten brengenze waren bekrompen en
kleingeestig zonder weerga! En de schrijver, die zoo'n oordeel
durft uitspreken over de chefs, wier roemrijk verleden aan ieder
//oud Indisch militair" bekend moet zijn; is hij niet bekrompen en
kleingeestig zonder weerga? O neen, van zijn ruimen blik zagen