84
open lucht sliepen, enz. De schrijver moge nu (bl. 10) beweren,
dat de soldaat //oud en wijs genoeg" iswij geloovendat eenige
dwang ten deze zeer heilzaam, dus nuttig en noodig is. In vele
opzichten is het beter, het kwaad te voorkomen dan te straffen, en
bij een leger, dat op elk uur van den dag, in een overwonnen
land, gereed moet zijn om de orde en rust te handhaven, is het
zeer noodig, dat zoowel op het gedrag als op de gezondheid der
manschappen wordt gelet. Daarom nergens, maar vooral niet in
Indië, soldaten, die misbruik maken van sterken drank! Verwijder
ze met onverbiddelijke gestrengheid, het leger zal er in moreele
kracht door winnen. En waak daarom ook, dat de soldaat niet,
door het bezoeken van slechte drankhuizen, tot dat misbruik ver
valt. Dit is in het belang van den man-zei ven, van het leger en
van den staat.
Het lust ons niet, alle punten, door den schrijver opgesomd, te
weerleggen; wij wijzen slechts op de, parlementair gesproken, //onjuist
heden", alsdat //in de meeste garnizoenen de kantines verpacht
worden" hetgeen slechts bij uitzondering, in zeer enkele gar
nizoenen plaats vindt; dat de pachters zich niet zelden voorzien
van //mouchards, die gewoonlijk des avonds de Chinesche wijken
doorkruisen, ten einde acht te geven op die plaatsen, waar de
flankeur, in strijd van alle pachtreglemeuten en bepalingen, sterken
drank weet te bekomen", waardoor het huis van den burger voor
hem gesloten zou blijvenenz. Wie heeft ooit van die mouchards
gehoord P
Stille kroegen, zegt de schrijver met andere woorden verder, raken
spoedig bij de garnizoenskommaudant bekend en worden dan onder
de verbodene gerekend. //De burgers uit den geringeren stand, die
//zich aan dergelijken (drank-)handel niet schuldig maken, schuwen
"dus natuurlijk den omgang met militairen."
Heel logisch is deze gevolgtrekking voorzeker niet. Zij is niet
juist bovendien. De waarheid is, dat er zeer weinig burgers zijn,
van denzelfden stand als de soldatenvan zuiver Europeesch bloed
en dat, over het algemeen, de half-bloed Europeanen, de z. g. in-
landsche kinderen, niet op den omgang met Europeanen, dus ook
niet met Europeesche soldaten, gesteld zijn. Maar intusschen wordt
toch de degelijke, oppassende, fatsoenlijke militair wel in burger
kringen toegelaten en zelfs gaarne gezien; en het is een praatje
dat de burgers hier //zelfs noode hunne familieleden (militairen) bij
o