88 van eer, en op wie alle andere disciplinaire straffen te vergeefs zijn toegepast; bij wie de rotting als liet eenige middel overblijft om hen tot een ordelijk gedrag te dwingen, en daartoe niet zelden, maar dikwijls, een goed middel blijkt te zijn. Kan men dat middel, bij voortgaande verbetering van het gehalte onzer soldatenmissenelk weldenkende zal er zich in verheugen maar zoolang de "ijzeren krijgstucht", onder de vele heterogene bestanddeelen van ons leger, door het afschaffen van de straf van rietslagen gevaar loopt, moet men ze behouden, en is het beter geene proeven te nemen, zoo als men in den tijd bij het Britsch- Indische leger gedaan heeft, waar men ze, na negen jaren van af schaffing, weder heeft moeten invoeren, en daardoor aan den goeden geest onder de troepen noodwendig een geduchten slag toebracht. //Blijft de soldaat in garnizoendan ziet het er treurig uit en is kennismaking met provoost en politiekamer aan de orde van den dag". Heeft de schrijver hier niet eenige woorden vergeten Mij dunkt, dat hij nog had moeten laten volgen: //voor de slechte su jetten, zooals dronkaards en insubordinate of recalcitrante personen". Er zijn toch waarlijk voorbeelden genoeg van goed oppassenden die in jaren iijcis niet of slechts onbeduidend gestraft worden. De schrijver generaliseert en beschouwt een liederlijk soldaat als het standmonster van allen, en hij doet daarmede aan ons leger groot onrecht. Het grootste gedeelte past goed op, slechts betrekkelijk weinigen worden met een paspoort zonder certificaat van goed gedrag naar huis gezonden. De schrijver kan zich verzekerd houden, dat zij, aan wie dit certificaat geweigerd wordt, zulks bepaald verdienen, en dat men zulke personen hier gevoegelijk kan missen. Wij, van onze zijdestaan er dan ook voor indat men zoodanige individuen ook in Indië niet tot een reëngagement toelaat. Wij hebben het meermalen bijgewoond, dat zoodanigen, aan wie een reëngagement geweigerd wasnog alle moeite deden om in het leger te blijven doch te vergeefs. Het medegedeeld op bl. 14, dat de kompagnies- kommandant iemand, die het certificaat van goed gedrag niet ver diende zou hebben voorgesteldzich bij wijze van proef voor twee jaren te reëngageerengeeft eene onjuiste voorstelling van zaken, en kan slechts op vroegere toestanden betrekking hebben. Weleer werd werkelijk, bij uitzondering, aan militairen, die niet voor het certificaat van goed gedrag in aanmerking kwamendoch zich overigens door goede militaire eigenschappen, vooral te velde, boven anderen hadden onderscheiden, wel eens toegestaan, zich zon-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 95