89 der handgeld, bij wijze van proef, voor 2 jaren te reëngageeren om het nog eens met hen te probeeren. Het is dus mogelijk, dat de komp.-kommaudant den man heeft aangeraden, te trachtenop deze wijze nog in het leger te blijven; maar ieder weet, dat de reëngagementsstaten bij het Dep. van Oorlog worden goedgekeurd, en dat geen kompaguies-kommaudant ten deze te beslissen heeft. De poëtische beschrijving van den (liederlijken) soldaat, zooals die, zonder geld, zonder certificaat, in Nederland terugkomt, daar zijne ouders overleden, zijne verdere familie, biddende en werkende 9 her- en derwaarts verspreid vindt, niet meer aau de kost kan komen en eindelijk in een bedelaars-kolonie terecht komt, (blz. 1416) is zeer treffend; ze is mogelijk voor een enkel individu ook wel juist, maar ze heeft volstrekt geen nut waar men beschouwingen wil le veren over het' Indische leger en over de toekomst van den gepas- porteerden militair. Die schildering bewijst alleendat er in de we reld menschen zijn, die niet willen deugen en dus ook niet goed terechtkomen; zulke individuen vindt men overal en natuurlijk ook bij het Indische leger. Maar hij, die goed oppast, komt na een zesjarig verblijf in Indië volstrekt niet in eene bedelaarskolonie te recht, evenmin als iemand die zes jaren bij het Nederlandsche leger heeft gediend. De schrijver beweert, dat //van de drie a vier duizend menschen in de bedelaarsgestichten (Ommerschans en Yeenhuizen) het grootste gedeelte Indische militairen zijn, die door lichtzinnigheid en bekrom pen wetsbepalingen uit den militairen dienst werdeu gebannen". Te oordeeleu naar hetgeen lnj zegt over het //zich meer en meer doen gevoelen" van gebrek aan Europeesche en aan Nederlandsche militairen, heeft hij geen statistieke gegevens geraadpleegd en zal hij ons dus wel niet-euvel duideu, dat wij straksgezegde bewering ook niet zonder nader bewijs aannemen. Maar ware die bewering juist; wat zou zij dan bewijzen? De schrijver wijst er zelf her haaldelijk op, dat men in vroegere jaren de gevangenissen opende om soldaten voor Indië te krijgen; natuurlijk, dat daaronder betrek kelijk veel individuen zijn geweest, die als soldaat onbruikbaar bleken te zijn. Afgescheiden hiervan zou het medegedeelde alleen nog aan- toonen, dat men in Indië steeds zijn best doet, het moreel gehalte der soldaten te verhoogenen dat men hier den militairen stand als een eervollen stand, maar niet als een toevluchtsoord voor lieden die nergens toe deugen, wil beschouwd hebben. Noemt de schrijver dit nu verkeerd, noemt hij daarom de wetsbepalingen //bekrompen",

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 96