92 »Men moet verouderde bepalingen naar den geest des tijds wijzi gen", zegt de schrijver. Wij zijn dit volkomen eens, mits men dit doe met oordeel des onderscheids, en geene nuttige en noodige bepalingen verouderd noeme, omdat zij strijden met de individuëele opvatting van een persoondie zich van de oorzaakwelke zooda nige bepalingen in het leven riepgeen rekenschap geeften mits men de opvatting van sommigen niet met den geest des tijds ver- warre. Men zij bovendien steeds indachtig, dat de instellingen bij het leger, zoo dit aan zijne roeping zal beantwoorden, geheel anders moeten zijn dan in de burgermaatschappijen dat de invloed van den tijdgeest, zoo men daaraan te veel toegeeft, allicht tot verslap ping, in stede van tot verbetering van de zoo noodige krijgstucht leidenen daardoor het leger tot een gevaarlijk element in den staat maken zoude. Niet door overtredingen niet te bestraftenniet door individuën van liederlijk gedrag tot een reëngagement toe te laten, niet door de, door den schrijver aangegeven, kunstmiddelen zal men het Indi sche leger voltallig houden; maar door rechtvaardige behandeling, zorg voor het materieel welzijn der ondergeschikten door de regeering en door de chefs, en door de handhaving eener strenge krijgstucht al leen zal men een goed en voltallig leger kunnen behouden. Hiermede loopen onze beschouwingen over uie des schrijvers ten einde. Wij hopen bij onze lezers de overtuiging te hebben geves tigd, dat de schrijver niet //de toekomst van den Indischen soldaat" heeft geschetst; dat hij niet heeft bewezen, dat //de groote massa jammer en ellende" wacht. Neen, de toekomst, die hij heeft af geschilderd, wacht alleen hen, die nooit soldaat hadden moeten wor den; ze wacht alleen liederlijke sujetten, die uit elk leger, dat prijs stelt op zijn goeden naam, worden geweerd. Die toekomst wacht alleen de uitzonderingenvolstrekt niet het gros onzer soldaten. Dezen hebben op veertigjarigen leeftijd een betrekkelijk hoog gage- ment, en dienen, in het Indisch leger, met liefde voor hunnen stand. Natuurlijk is hier ook niet alles volmaakt natuurlijk zullen er nog wel verbeteringen aan te brengen zijn wij noemen o. a. de zeer noodige verbetering in het logies op vele plaatsen en eene herziening der soldijen van de hooge en andere onderofficieren maar het moet erkend worden, dat het lot der Indische militairen in de laatste jaren zeer verbeterd is, en men spreke er ons niet van, dat hier de soldaat door //allerlei bekrompen, ondoordachte en verkeerde

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 99