EEN WOOED OYEE ONZE KEIJGSTUCÏÏT. (Dupliek.) //Toelichting van het opstel: //Een woord over onze krijgstucht", opgenomen in de 7e aflevering van het militair tijdschrift, jaargang 1871", ziedaar het opschrift van een opstel van den kapitein der infanterie J. E. Haus, voorkomende in de vorige aflevering van dit tijdschrift. Zooals uit den aanhef blijkt, beoogde de geachte steller met de inzending van zijn schrijven niet alleen het geven van nadere op helderingen, maar ook eene gedeeltelijke wederlegging der beschou wingen, vervat in het van mij afkomstige stuk: 'Een woord over onze krijgstucht", geplaatst in het laatste October-nummer van het //Militair tijdschrift". Wat betreft het geven van nadere ophelderingen, daarvoor kan ik den heer Haus niet anders dan dankbaar zijnwat echter betreft het streven om mijne vroegere beschouwingen te wederleggendaarin is ZEd. Gestr. volgens mijn bescheiden gevoelen vrij onvoldoende geslaagd. 1°. De heer Haus beroept zich tot staving van zijn bewerendat de militaire wetten in Engeland op de hoogte van den tijd blijven, op eene door den tegenwoordigen majoor, toen 2e luitenant, van het Nederlandsche leger, P. M. Netscher, in de jaargang 1851 en 1852 van den //Militairen Spectator" geplaatste bijdrage, waarin de door hem gebezigde woorden letterlijk voorkomen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1872 | | pagina 109