99 geen voorstander van de uitgebreide plannen, die door sommigen tot het in staat van verdediging stellen van de haven van Tjilatjap zijn voorgesteld, toch meen, dat er behalve die twee forten nog eenige werken aan de landzijde noodig zijn. Ik voor mij meen, dat zulk eene wijze van werken eigenlijk niet veel anders is dan geld verspilling. Jaarlijks eene kleine som van 100,000 op de begrooting te brengen voor werkendie millioenen zullen kostenkan tot geen resultaat leiden. Ik zou dus den Minister van Koloniën wel in overweging willen geven om of den geheeleu arbeid maar testaken, of op de begrooting eene veel aanzienlijker som ter voltooiing van die werken te brengen. Deze laatste handelwijze komt mij voor te meer aanbeveling te verdienenomdatwanneer de spoorweg van de Vorstenlanden naar Tjilatjap mocht worden aangelegd, het dubbel noodig zal zijn, te zorgen dat de haven van Tjilatjap tegen een buitenlandschen vijand te verdedigen zij. Ik heb verzuimddit punt in de afdeelingen ter sprake te bren gen. Het is dus niet kunnen worden opgenomen in het verslag. Daarom vraag ik den Minister noch eenige toezegging, noch zelfs eenig antwoord. Ik beveel het punt alleen aan zijne overweging bij het samenstellen der volgende begrooting aan." Op deze woorden antwoordde de Minister van Koloniën: //Ofschoon de geachte spreker de heuschheid hadgeen antwoord te verlangen, wil ik toch een woord over den stand van de verdedi ging van Java zeggen. De tegenwoordige directeur der genie in Indië was in 1865 tij delijk aan het ministerie van koloniën werkzaamom den Minister te adviseeren in zake de verdediging van Java. Bij de verschillende plannen voor de verdediging van Java, die legio zijn, was er overeenstemming omtrent één puntnamelijkdat de zetel van het bestuur moest verplaatst worden, omdat Batavia niet kon worden verdedigd. Naar aanleiding van den oorlogstoestand in Europa van 1870, is men daarvan eenisrszins teruggekomen en begonnen, strandbatterijen te maken aan de noordkust van Java. Hier in de Kamer iszonder tegenspraak te ontmoetendoor den Minister gezegd, dat er aan het plan tot verplaatsing van den zetel van bestuur geen denken was omdat er vele millioenen mede zouden gemoeid zijn. Dit was de stand der zaaktoen ik weder aan het hoofd van het departement van koloniën optrad. Mijne aandacht is toen gevallen op een stuk uit Indië, waarin niet alleen gezegd werd, dat het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 106