109
wij op Deli weder eene versterking en een vasten post zullen moeten
vestigen en dat het bestuur er verder zal moeten uitgebreid worden.
Ik wensch daarom de Itegeering te verzoekendeze zaak te beschou
wen als eene waarschuwing om niet lichtvaardig hare toestemming
te geven tot het op nieuw uitgeven van woeste gronden of van gronden
der bevolking (want men weet nog niet juist hoe het daarmede ge
steld is)daar men anders in dat deel van Sumatra zeker het halve
leger van Nederlandsch-Indië zou moeten gebruiken. Wij hebben
ons bij tractaat verbonden vreemde onderdanen, die zich daar vestigen,
te beschermenen eene bescherming over een zoo uitgestrekt gebied
met zulke onbeschaafde bevolkingen kan ons meer kosten aan mili
taire bezetting, dan thans de halve begrooting van oorlog voor Indië
bedraagt.
De heer 's Jacob: Mijnheer de "Voorzitter, de twee laatste ge
achte sprekers hebben zich eenigermate schuldig gemaakt aan hetgeen
men op het gebied van de rechtspractijk noemt eene petitio prin-
cipii. Zij nemen als bewijzen aan, wat bewezen moet worden. Zij
schijnen te sustineeren of te vermoeden, dat de diep betreurde on
lusten op Deli het gevolg zijn van het nieuwe tractaat met Engeland.
Dit nu is eerst kort geleden in werking gekomen. In der tijd
heb ik dat tractaat met warmte verdedigd en ben zelfs, schoon zeer
ten onrechte, beschuldigd van hartstocht in het debat te hebben
gemengd.
Nu wil ik gaarne dwaling erkennen, mits bewezen worde, dat
het bedoelde tractaat destijds op verkeerde gronden door mij in be
scherming is genomen.
Mijns inziens bestaan daartoe op dit oogenblik nog geene termen
hoegenaamd. Er is nog geen vermoeden aanwezig, waardoor de ge
volgtrekking is gewettigd, dat de tegenwoordige onlusten op Deli
in noodzakelijk verband staan met een begin van uitvoering, gege
ven aan het tractaat met Groot-Brittannië gesloten.
Ware dit het geval, dan zou zich dit noodlottig gevolg met in
derdaad wonderbare snelheid hebben geopenbaard.
De heer Heemskerk: Mijnheer de Voorzitter, ik verzoek het
woord voor een persoonlijk feit.
De Voorzitter: Mag ik den heer Heemskerk verzoeken aan te
geven waarin dat persoonlijk feit bestaat?