110
De heer Heemskerk: Mijnheer de Voorzitter, de heer 's Jacob,
zonder mij te hebben willen kwetsen, heeft mij het zeggen van eene
ongerijmdheid toegedicht.
De Voorzitter: Ik doe den heer Heemskerk opmerken, dat het
Reglement van Orde onder een persoonlijk feit niet rangschikt eene
verkeerde opvatting van eene uitgesprokene redevoering.
De heer Heemskerk: Mijnheer de Voorzitter, het is geene ver
keerde opvatting van een argument.
Ik beklaag er mij over, dat de heer 's Jacob beweert, dat ik zou ge
zegd hebben dat de onlusten van Deli het gevolg waren van het
tractaat met Engeland.
Ik wil alleen opmerken, dat zoodanige bewering noch in mijne
woorden, noch in mijne bedoeling gelegen heeft. De oorzaak was
van vroeger datum.
De Voorzitter: Ik geef het woord aan den Minister van Ko
loniën.
De heer Eransen van de Putte, Minister van KoloniënMijnheer
de voorzitter, ik zal de aanbeveling van den heer Nierstrasz ter
harte nemen, maar ik wensch daar onmiddellijk bij te voegen, dat
de Kamer voorzichtig moge zijn in het aanbevelen van eene andere
politiek aan de andere zijde, die ik kortheidshalve Indisch chauvi
nisme noemen wil.
De beraadslaging wordt gesloten.