4 nooit zal komen; bet ergste is, niets te doen, alleen omdat men niet het volmaakte kan doen. Beramen, wat men zou moeten doen als b. v. nu op liet oogen- blik de oorlog uitbrak, ziedaar uw taak, zegt de schrijver. Ons dunkt, dat wij dit indirect reeds gedaan hebben; wanneer wij aan wijzen, wat naar onze meening noodig is voor de defensie, dan ligt het immers voor de hand, dat wij iu oorlogstijd zouden trach ten, nog zooveel mogelijk, ten koste van wat ook, uit te voeren wat in den tijd van vrede verzuimd was. Verplaatst men nu den zetel der regeering niet, dan wordt zij "tijdig en tijdelijk" bij het uitbreken van den oorlog verplaatst; natuurlijk, want die verplaat sing is noodig voor de defensie. Maar dat schaadt aan den gere- gelden gang van zakenvooral tijdens den oorlog zoo zeer voor eeue regeering noodig; dat zal schaden aan het prestige, in oorlogstijd onze steun. Wil de regeering zich die nadeelen, die onzes inziens zeer overwegende nadeelen getroostendan drage zij daarvan ook de volle verantwoordelijkheid. De schrijver in den N. M. S. heeft over 't algemeen een zeer juist denkbeeld van de wijze, waarop Java verdedigd moet worden; gue- rilla-oorlog, gebruik maken van het terrein, enz. enz. Maar één ding ziet hij over 't hoofd: dat, volgens allen die ooit Java hebben gezienzoodanige verdediging alleen mogelijk is in de binnenlanden. De vijand kan nagenoeg overal op Java's noordkust landen; wij kunnen hem het bereiken van Batavia niet beletten; wij kunnen hem niet dwingenzich langen tijd aan het ongezond strand op te hou den. De vijand, die hier sterk en goed uitgerust aankomt, laat zich niet ophouden door een onbruikbaar gemaakten weg of door een vernielde brug. Die sterke stellingen, waar kleine afdeelingen een leger van ö0,000 man tegenhouden, viudt men in den regel niet aan het vlakke strand, die vindt men in de bergen, in het binnenland. Juist, om den vijand het bereiken van de hoofdstad of van den bestuurszetel moeilijk te maken, moet men deze naar liet binnenland overbrengen. Onze geachte bestrijder deelt de bovengenoemde 6e stelling niet; het is verkeerd, zegt hij, de keus te laten tusschen alles of niets. Wat er op Java is, houdt naar zijne meening den vijand van den aanval af; was het leger kleiner, hadden wij geen verdedigingswer ken enz., dan zou die aanval zijn te vreezen, omdat hij met geringe macht te beproeven zou zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1873 | | pagina 11