133
terrein aan de overzijde te zuiveren. De vijand, thans niet meer
door de artillerie bestookt, kwam evenwel spoedig weder te voorschijn
en drong zoo dicht op de tirailleur-linie in, dat de kolonne-kom-
mandant voor haar retireeren liet blazen, ten einde de opstandelingen
eerst nog met eenige kartetsschoten ontzag in te boezemen. De
sectie Braun bereikte den overkant van het ravijn in goede orde,
zij bekwam daarbij twee dooden, terwijl een inlandsch fuselier ver
mist werd. De sectie Stegman trok eveneens terugtoen zij echter,
al meer en meer door den opdringenden vijand bestookt, in het
ravijntje afdaalde, werd zij eensklaps omsingeld door een 200-tal op
roerlingen, die zich in een nabij zijnd klapperboschje hadden
verscholen.
Een kort, maar moorddadig gevecht ontstond; met leeuwenmoed
verdedigden die weinigen zich tegen de groote nog voortdurend toe
nemende overmacht. Hier- hielp echter geen moed meer, de over
macht was te verpletterend, en de luitenant Stegman sneuvelde met
12 der zijnen; de overige manschappen redden ter nauwernood hun
leven.
Dit alles had in zulk een kort tijdsverloop plaats gegrepen, dat
de le en 2e kompagnie, die onverwijld te hulp snelden, te laat
kwamen om het te voorkomen. Zij wierpen zich niettemin woedend
op den vijand om hunne kameraden te wreken, waardoor een tweede
niet minder hevig gevecht ontstond. Bij dezen strijd verloor de
2e luitenant P. G. Bode bijna het leven, door dat zijn pistool weigerde,
waarmede hij een der Balineezen, die hem met de lans aanviel, wilde
neerleggen; gelukkig sprongen de le luitenant W. A. Schmilau en
de inlandsche fuselier Ngahat hem nog bij tijds te hulp. In nog
hachelijker toestand kwam de sergeant-majoor Holznausen, die met
een des vijanden, welke plotseling uit het hooge gewas tevoorschijn
sprong, aan het worstelen geraakte; Holzhauseu toch kon geen ge
bruik maken van zijn geweer, en was geheel weerloos tegenover den
met een kris gewapenden Balinees, die hem ook reeds vier lichte
wonden had toegebracht, voor dat de sergeant Meijer en de inlandsche
fuselier Wirodjoijo den tijd hadden hem hulp te verschaffen.
In korten tijd was het ravijntje en het voorliggend terrein zoo
goed als van vijanden gezuiverd; terwijl de gesneuvelden bloedig
waren gewroken.
De le en 2e kompagnie hadden thans het ravijntje overschreden
en rukten voorwaarts tot op een 600 pas van de muitende kampong.
Na zeer veel inspanning gelukte het, de beide houwitsers eveneens